|
BOEKEN
|
In duizend woorden Herfst in Duitsland
Hubert Smeets Het Todesspiel, zoals Heinrich Breloer het noemt in zijn deze week verschenen boek over de ontmanteling van de RAF, begint op maandag 5 september. Het wachtwoord is het zomerhitje Mendocino, telefonisch doorgegeven vanuit een telefooncel langs de Rijn. De acties van de RAF zijn weliswaar al eerder met de moord op procureur-generaal Siegfried Buback in Karlsruhe en bankier Jürgen Ponto in Oberursel naar een dodelijk niveau getild. Maar de ontvoering van werkgevers-voorzitter Hanns-Martin Schleyer luidt pas echt het najaar van het politieke terrorisme in. Die maandagmiddag wordt Schleyer voor zijn pied-à-terre in Keulen ontvoerd. Zijn chauffeur wordt doodgeschoten. De eisen van het commando Siegfried Hausner, dat de kidnapping voor zijn rekening neemt, zijn helder én voor de regering van bondskanselier Helmut Schmidt onaanvaardbaar: vrijlating van de gevangen RAF-leden. Op donderdag 13 oktober - de dag dat het PvdA-congres in Amsterdam buitenland-secretaris Harry van den Bergh wegens 'vliegtuig-diplomatie' uit het partijbestuur wegstemt en vervangt door een 'basis-diplomaat' die later het spoor bijster zou raken in de kelders van dure hotels - krijgen de ontvoerders ondersteuning van een groep die het Lufthansa-vliegtuig Landshut kaapt. Alles komt nu samen. Nadat in de nacht van 17 op 18 oktober de Duitse antiterreur-brigade GSG-9 de Landshut op het vliegveld van Mogadishu met succes heeft ontzet en de kapers bijna allemaal gedood, wordt Schleyer doorSiegfried Hausner vermoord en in de kofferbak van een Audi-100 in het Franse Mulhouse geparkeerd. Op dinsdagmorgen 19 oktober liggen Baader, Ensslin en Raspe, drie founding parents van de RAF, dood of bijna-dood in hun cellen-complex in Stammheim. De verdachten van de ontvoering worden later uiteindelijk gearresteerd en tot levenslang veroordeeld. Peter Jürgen Boock, een van hen, wordt de spijtoptant. Het najaar van 1977 is een breuk in de geschiedenis van de Bondsrepubliek. Wat in de jaren zestig nog een al te ernstige maar niet staatsgevaarlijke poging leek het Wirtschaftswunder om te buigen naar een democratisch wonder, is een decennium later uitgemond in politiek geweld waartegen de Duitse staat zich met alle kracht verzet. De nuance hierbij moet, Weimar indachtig, wel zoekraken. Heinrich Böll heeft dit al al eerder gesignaleerd in zijn allegorie Die verlorene Ehre von Katharina Blum. De serie (zelf)moorden in oktober 1977 is nu ook voor andere cultuurdragers in de Bondsrepubliek het teken aan de wand. Margaretha von Trotta maakt haar ijzingwekkende film Die bleierne Zeit. Een cineasten-collectief compileert de even beklemmende documentaire Deutschland im Herbst. En in Frankfurt komt het Russell-tribunaal bijeen om zich te buigen over de mensenrechten in de Bondsrepubliek, een land dat nu alom als de eerste stabiel-democratische staat op Duitse bodem wordt gezien. Totdat de journalist Stefan Aust, thans hoofdredacteur van Der Spiegel, in 1985 zijn Der Baader-Meinhof Komplex publiceert, een boek waarin de politieke en psychologische grondslagen voor het Duitse terrorisme in één greep worden genomen. Aust schetst de speedfreak Baader als vaderloos diefje voor wie de illegaliteit al van jongs af aan een levenswijze is. Hij beschrijft hoe op drift geraakte vrouwen (eerst de intellectuele Ulrike Meinhof, daarna de dominees-dochter Ensslin) zich door hem laten verleiden. En hij analyseert hoe de teleurstelling in de daden van de ooit zo bewierookte Willy Brandt, de aantrekkingskracht van studentikoze conspiratiezucht en het op hol geslagen theoretische denken de toch al niet vrolijke studentenbeweging in Duitsland perverteren. Aust sluit de discussie. Moord of zelfmoord, het is voortaan van ondergeschikt belang. Dat na de Duitse hereniging bekend zou worden dat de RAF indertijd mede door Oost-Berlijn is gedekt, versterkt het beeld van Aust hooguit nog. Maar toch blijkt de Duitse herfst niet definitief voorbij. Het 'documentaire verhaal' Todesspiel van Breloer illustreert het. Het is faction. De ontvoerders en moordenaars van Schleyer hebben bijvoorbeeld andere namen gekregen. Maar voor het overige is het boek - afgelopen en deze week in Die Zeit voorgepubliceerd - herkenbaar. Zowel de dialogen binnen de RAF als in het crisiscentrum komen authentiek over. Voor 'wankelmoedigen' is binnen de RAF anno 1977 bijvoorbeeld geen plaats meer. Discussiëren is passé. Iedereen die toen in Duitsland wel eens in radicaal-linkse kringen heeft verkeerd, kan het zich voor de geest halen. Als een van de complotteurs in een vergadering de aanstaande ontvoering van Schleyer op de agenda wil hebben, antwoordt een hardere tante hem: 'Du, das ist ein Befehl'. De positie van bondskanselier Helmut Schmidt laat ook niets te raden over. 'We zullen hard en vastbesloten deze moordenaars vervolgen. Met alle middelen, ook als we daarbij rakelings langs de grens van de rechtsstaat gaan'. Waarna het crisiscentrum drie doelen formuleert: de gijzelaar Hanns-Martin Schleyer bevrijden, de ontvoerders arresteren en ervoor zorgen dat het vertrouwen in binnen- en buitenland in de Handlungsfähigkeit van de Bondsrepubliek niet zal worden geschaad. Dat is andere koek dan begin dit jaar in Nederland in het televisieprogramma Crisis, een simulatiespel waarin politici en bestuurders noodsituaties naspeelden, is geserveerd. Zoals met name in die onrustbarende aflevering toen VVD-leider Bolkestein, in de rol van minister van buitenlandse zaken, reeds enkele minuten na het begin van een 'Kaukasische gijzelingsactie' in de Russische ambassade allerlei politieke toezeggingen aan de daders deed onder het motto dat die na afloop toch weer simpel ingetrokken kunnen worden. En daartussen zit het slachtoffer. 'Ik ben niet bereid geruisloos uit dit leven te stappen om de fouten van de regering, van de partijen die haar dragen en de tekortkomingen van de hoog bejubelde BKA-chef (Horst Herold van het Bundeskriminalamt, red.) te dekken', laat Schleyer weten via een bandje dat in de 'volksgevangenis' is opgenomen. Maar er is meer. Nederland heeft in de Duitse herfst een veel grotere rol gespeeld dan menigeen toen wilde weten. In de jaren zeventig wordt het bestaan van zogeheten 'sympathisanten' door links gebagatelliseerd. Een echtpaar in Hoogeveen, een beetje Rode Jeugd in Eindhoven: dat is het wel zo'n beetje. Plus de jurist Bakker Schut en zijn volgelingen, die het politieke proces koesteren als ontmaskering van de rechtsstaat. Dankzij Breloer weten we nu dat Nederland wel degelijk een 'groene' zone is geweest. Schleyer is hier geweest. Medio september 1977 heeft de 'volksgevangenis', waarin Schleyer zat, zelfs kortstondig in de Stevinstraat in Scheveningen gestaan. Pas als kwartiermaker Knut Folkerts op 22 september in Utrecht trigger happy wordt en een Nederlandse diender doodschiet, wordt het de RAF in Holland wat te heet onder de voeten. De onthulling van Breloer verklaart twintig jaar na dato waarom de RAF haar communiqués ten tijde van Schleyer en Landshut niet alleen naar de pers stuurde maar ook naar politieke organisaties in Nederland. Aan de vooravond van de moord op Schleyer ontvangen de pacifistisch-socialistische jongeren ook zo'n pakketje: de bekende foto van de gijzelaar en een tekst. De brief is weliswaar gefrankeerd in Frankrijk, maar het adres is, gelet op de adressering (PB in plaats van postbus), overgenomen van de verzendlijst van een Nederlands 'derde wereldcomité' die niet alleen van de 'progressieve' partijen maar ook van het CDA respect geniet. De voorzitter van de PSP-jongeren - als de dood dat hij wordt meegezogen in de spiraal van sympathisantendom tot geweld - gaat ermee naar de politie. Op de bovenste verdieping van de rechtbank aan de Prinsengracht in Amsterdam wordt hij, op voorspraak van een advocaat, ontvangen door commissaris Peters van de rijksrecherche. Waarom de jeugdige politicus langskomt? Omdat een pacifistische organisatie geen post van de RAF wil ontvangen, zegt hij. Hij bedoelt: omdat er in zijn ogen in de PSP al te veel 'sympathisanten' te vinden zijn. Peters knikt, neemt het bundeltje in ontvangst en geleidt het vermoedelijk door naar de BVD. Waarna hij weer verder gaat met het onderzoek dat hem in de herfst van 1977 echt bezighoudt: het dossier-Menten. De hele bovenste verdieping van de rechtbank ligt bezaaid met foto's van Menten-in-actie, in Nederland, in Polen en vooral in Lemberg waar de oorlogsmisdadiger in de Tweede Wereldoorlog voor de nazi's heeft geopereerd. Die ene passage van Breloer wijst de Nederlandse geschiedschrijving weer eens op haar blinde vlek: de na-oorlogse geschiedenis. De historici zijn de laatste jaren hard op weg. Maar zover als in Duitsland zijn we nog lang niet.
(NRC Handelsblad / Boeken, 17 mei 1997) |
NRC Webpagina's
17 mei 1997
|
Bovenkant pagina |