|
BOEKEN
|
In duizend woorden Surinam(e)
Sjoerd de Jong Mét een 'e'. De meest ingrijpende redactionele wijziging in de Engelstalige Surinaamse editie was de spelling 'Suriname' in plaats van het Amerikaanse 'Surinam'. De uitgever stond op de officiële spelling volgens het Sranantongo, vertelt Dew in zijn woning in de bossen van Fairfield (Connecticut), een uur rijden van New York. Ook al moest het hele, ruim tweehonderd pagina's tellende, manuscript er opnieuw voor worden gezet. 'Het was erg belangrijk en ik vond het best', zegt de 61-jarige politicoloog. Ook werd op het landkaartje in de editie het betwiste grensgebied met het naburige Guyana zonder verdere omhaal van woorden bij Suriname gerekend. Edward Dews The difficult flowering of Surinam. Ethnicity and politics in a plural society, nu opnieuw uitgegeven door maatschappij Vaco in Paramaribo, werd voor het eerst in 1978 op de markt gebracht door Martinus Nijhoff te Den Haag. Hoewel geen bestseller, werd het politicologische boek al snel een klassieker onder sociaal-wetenschappers met speciale belangstelling voor het voormalige Nederlandse rijksdeel. Nog steeds geldt het als een grondige studie van de Surinaamse politiek tot de onafhankelijkheid in 1975. Voor Nederlandse Suriname- watchers is het boek in meer dan een opzicht interessant. Dew, die Nederlands leest maar niet spreekt, past in zijn werk het pacificatie-model van de Nederlandse politicoloog Arend Lijphart toe op Suriname. Net als in Nederland, was in Suriname sinds de jaren veertig sprake van machtsdeling tussen gescheiden bevolkingsgroepen, waarbij de diverse elites met elkaar overlegden om de status quo te bewaren, maar de groepen zelf een grotendeels gescheiden maatschappelijk bestaan leidden. In Nederland gold dat lange tijd voor katholieken, protestanten en socialisten, in Suriname voor de omvangrijkste etnische groepen: creolen, hindostanen en javanen. De heruitgave van zijn werk, hoopt Dew, wijst op een groeiende belangstelling onder de Surinamers voor hun recente verleden, al schrijft hij in het voorwoord bij de Vaco-editie dat de Surinaamse historicus Fred Ormskerk hem waarschuwde dat het boek 'oude wonden zou openrijten'. Van een Surinaamse uitgave van Dews tweede boek The trouble in Suriname (1994), over de turbulente jaren tachtig, is, wellicht mede daarom, nog geen sprake. Voor de Amerikaan Dew, gespecialiseerd in Zuidamerikaanse politiek, was de exotische Surinaamse situatie niet eens zo vreemd meer, na lezing van Lijpharts The politics of accomodation. Pluralism and Democracy in the Netherlands (Berkeley, 1968. In Nederland: Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek, 1968). 'Toen ik Lijphart eenmaal begreep, was het niet moeilijk meer om in te zien hoe politiek in Paramaribo werkt. Ik moest, als Amerikaan, vooral wennen aan Nederlandse begrippen als coalitievorming, wat nu precies de taak is van een formateur en dat zo iemand niet automatisch ook minister-president wordt.' Aan de hand van verkiezingen van 1949 tot 1973 analyseerde Dew hoe in Suriname de politieke stabiliteit werd bewaard door een subtiel samenspel van etnische groepen, die zijn hoogtepunt vond in de 'verbroederingspolitiek' van Jopie Pengel (creools) en Jaggernath Lachmon (hindostaans). Terwijl in het voormalig Britse buurland Guyana rassenrellen uitbraken na de onafhankelijkheid, werd zo in Suriname de etnische vrede bewaard. 'Het model van Lijphart past heel goed op Suriname. Zelfs onder de militairen, en ook nu de NDP er aan de macht is gekomen, zie je dat er voortdurend coalities moeten worden gesloten tussen de etnische groepen.' Maar na de onafhankelijkheid zou ook de pijnlijke keerzijde van die Surinaamse politieke cultuur aan het licht komen: de coalities en compromissen leidden tot een politiek immobilisme, dat het land op den duur verlamde, met als gevolg economische en sociale ontreddering. De neergang van het land beschreef Dew, twintig jaar na zijn eerste boek, in The Trouble in Suriname, 1975-1993, een kroniek die vooral is gebaseerd op Surinaamse en Nederlandse kranten en minder op eigen veldwerk en onderzoek. 'Sommige mensen vonden dat jammer: er zit geen theorie in.' zegt Dew. 'Nou ja, misschien ben ik ook niet zo'n theoreticus, best. Ik heb met dat boek vooral de Surinamers zelf een kroniek willen bieden van hun jongste geschiedenis.' Hoe komt een Amerikaan daarbij? Edward Dew, zoon van een (gelijknamige) western-acteur en kleinzoon van een (gelijknamige) small town newspaperman, raakte tijdens zijn studie aan Yale geïnteresseerd in Latijns-Amerika. Na onderzoek in Peru wilde hij eind jaren zestig eigenlijk door naar Bolivia, maar in plaats daarvan zette hij koers naar Suriname, op suggestie van zijn Nederlandse vrouw Anke. 'Zij wees me op Suriname als onderzoeksgebied. En het was een mooie kans eindelijk Nederlands te leren.' De Dews bezochten het land begin jaren zeventig. 'We werden er meteen verliefd op. De samenleving was een droom voor een politiek wetenschapper: klein, overzichtelijk en toch buitengewoon divers.' Suriname werd een project voor het echtpaar: hij begon aan artikelen, zij studeerde aan Yale af op vruchtbaarheids-onderzoek onder hindostaanse vrouwen. Als onderzoeker kon Dew destijds nog vrijuit zijn gang gaan in het land. Zo enquêteerde hij Surinaamse parlemementariërs over hun huidige geluk en hun verwachte welbevinden over vijf jaar. Uit het, later herhaalde, onderzoek bleek een sterke status-verschuiving tussen creolen en hindostanen, ten gunste van de laatsten. Dew: 'Maar uit de cijfers bleek ook dat het gevoel van status-verlies bij de creolen veel sterker was dan de hindostanen zich realiseerden. Daar zag je al het explosieve karakter van de situatie voor 1975.' Na de coup van 1980 bezocht Dew het land opnieuw. Terwijl Desi Bouterse internationaal nog het voordeel van de twijfel genoot, gaf Dew in Suriname op uitnodiging van het State Department college. Hij zei er onder meer dat de Verenigde Staten 'geen Latijns-Amerikaans beleid hebben'. 'Dat was een adequate beschrijving van de situatie, vond ik, maar het was ook tegen het zere been van de mensen in Washington'. Daarna werd Dew, die zich tegenover zijn studenten wel schertsend omschrijft als een 'marxistische Republikein' ('Laat ze daar maar eens over nadenken'), niet meer gevraagd. Aan zijn universiteit heeft Dew nu nauwelijks tijd zich nog met Suriname bezig te houden. Het onderwijs aan de drieduizend studenten van Fairfield ('blank, middenklasse en katholiek') slokt hem op. Wel organiseert hij regelmatig studiedagen over Suriname, vooral bezocht door Surinamers uit New York en omstreken. Elders in Amerika wordt nu meer onderzoek gedaan naar Suriname. Maar de meeste studies gaan over de bosnegers, antropologisch interessant om de Afrikaanse cultuur die zij als nazaten van weggelopen slaven conserveerden. Dew: 'Ik ben zelf altijd meer geïnteresseerd geweest in het stedelijke gebied aan de kust van Suriname. Dat is volgens mij nog steeds een interessant onderzoeksterrein voor politicologen en sociologen. Je ziet er namelijk hoe een multi-etnische samenleving kan functioneren, en omdat het zo klein is, kun je het goed overzien. Wat dat betreft is het een uniek land.'
(NRC Handelsblad / Boeken, 9 mei 1997) |
NRC Webpagina's
9 mei 1997
|
Bovenkant pagina |