D E P L E K
|
Terug naar De Plek Stuur uw verhaal naar dePlek@nrc.nl
|
Zevengebergte
Afscheid van het Zevengebergte
Door onze correspondent J.M. BIK
Hans Stollenwerk is bijna 16 geworden. Hij werd in 1929 geboren en ligt
onder een van de 1871 kruisen van een soldatenkerkhof in Ittenbach, een
dorp dat bij Königswinter hoort maar aan de andere, oostelijke,
kant van het Zevengebergte ligt. Fritz Pfeiffer, Gert Koch en Heinz
Haller liggen vlak bij, zij zijn in 1927 geboren en werden 17. Bij het
kruis van Heinz Haller staat een vers bosje bloemen. Van een moeder of
een vader? Kan haast niet, zal van een broer of zuster zijn, we zijn al
51 jaar later.
Een paar rijen verder liggen Albert Lonoien (1881-1945), Wilhelm Beste
(1885-1945), Richard Horn (1885-1945), Adolf Palpke (1893-1945) en Georg
Palpke (1890-1945). Wat ze gemeen hebben is dat ze allemaal - oude
mannen van de Volkssturm of grote kinderen, misschien fanatieke
Hitler-jongens - in maart '45 nog even tegen een kogel of granaat aan
mochten lopen. Ruim 2.000 van zulke kerkhoven, grotere en kleinere, kent
alleen Noordrijn-Westfalen al.
Hadden de Führer en Goebbels niet gezegd dat een volk dat de (hun)
oorlog niet kon winnen het niet verdiende om te overleven? Zodat, ook
aan het Westelijke front, najaar 1944 en begin '45 in een allang
verloren oorlog nog het ene na het andere Duitse wanhoopsoffensief
volgde? Zodat Hitler en Goebbels er zich posthuum op konden beroepen dat
zij, door hun Derde Rijk niet eerder te laten capituleren, de intocht
van het Rode Leger in Berlijn en het ontstaan van de latere DDR mogelijk
hadden gemaakt? En zodat de schoorstenen van Auschwitz nog langer konden
blijven roken?
Er is in en rondom het Zevengebergte voorjaar 1945 zwaar gevochten. Die
mannen die hier liggen, oorspronkelijk waren het er 5.400, waren slecht
geoefend en bewapend. Ze hadden geen kans tegen de moderne
gemotoriseerde divisies van de oprukkende Amerikanen. Maar niettemin,
een raadsel in de laatste fase van Hitlers georganiseerde waanzin,
vochten zij vaak als gekken om de dorpen en heuvels in het
Zevengebergte. De Löwenberg werd in drie weken van weerskanten
vijfmaal veroverd, de drie kilometer verder oprijzende Ölberg vier
keer, 422 Duitsers en ruim 1100 Amerikanen sneuvelden alleen al op deze
paar vierkante kilometers. Een nieuwe generatie vertrouwde familienamen
- hier in de buurt zijn er nogal wat die Haags of Haacks, Halm,
Hönscheid of Dahm heten - kon dus worden gebeiteld in de
gedenkplaten van de omliggende dorpen en gehuchten. De teksten erboven
brachten hun dood 125 en 70 jaar geleden nog in verband met de eer en de
belangen van het vaderland, die uit '45 hopen op eeuwige vrede. De
wandelaar loopt hier, als hij oplet, door Duitse geschiedenis. Uit
Hüscheid, even verderop, sneuvelt een lid van de familie Haacks als
soldaat eind 1870, in de Eerste Wereldoorlog vallen er
wéér twee, op 11 en 25 maart '45 nog eens twee.
Gedenkstenen in Ittenbach, Röttgen en Thomasberg, een paar
kilometer verder, laten zien dat de families Hönscheid, Halm en
Dahm iets soortgelijks is overkomen. Bij zulke monumentjes, of bij hun
equivalenten in de buurt van Metz, Sedan of Verdun, begrijp je de waarde
van de as Bonn-Parijs ineens veel beter.
Af en toe, op dagen dat Bas geheel zijn zin krijgt, lopen we dwars door
het Zevengebergte in de richting van de Rijn. We proberen dan zuidelijke
routes naar een toeristische trekpleister als de Drachenfels, of naar
het tamelijk vreselijke Königswinter zelf (zie ook: Volendam,
Valkenburg en Monschau), te mijden. Aardiger is bijvoorbeeld een
noordelijker route, langs eerdergenoemde Ölberg, met 461 meter de
hoogste ,,berg'' van het gebied. Langs de paden staan grote borden
waarop de Oberstadtdirektor meedeelt wat mens en hond er allemaal niet
mogen. En borden waarop de Oberförster vertelt wat er in dit
Europese natuurgebied aan bomen en planten te zien is. Wie op de top van
de Ölberg tevreden is over zichzelf, kan een beloning halen in een
restaurant dat alleen te voet te bereiken valt.
Vandaar kan men verder, bijvoorbeeld langs een vele eeuwen oude,
kronkelende Bittweg, een vroegere bedevaart- en processieroute, naar de
Petersberg, die tot 1800 Stromberg heette en waar cisterziënzers
een klooster en kapel hadden. Tegenwoordig legt de Duitse regering er
hoge buitenlandse gasten (Elisabeth II, Gorbatsjov, Jeltsin, Soeharto,
Rabin) te slapen in een hotel dat voor veel geld werd gemoderniseerd,
namelijk voor 140 in plaats van de geraamde 70 miljoen mark. Het werd in
1990 in zijn huidige staat opgeleverd, een jaar voor de Bondsdag besloot
om Berlijn ook de politieke hoofdstad van het verenigde Duitsland te
laten zijn.
Onvoorziene ontwikkeling. Nu staat deze horecatieve regeringstempel daar
op 331 meter hoogte wirtschafswunderlich overdadig te pronken in
afwachting van toekomstige leegstand of een koper die het klaarspeelt
met 80 hotelbedden uit zijn kosten te komen. Met buitengewoon mooi
uitzicht over de Rijn, dat wel, en op het aan de overkant gelegen hotel
Dreesen (Bad Godesberg), waar Hitler in de jaren dertig graag verkeerde.
En waar hij - Duitse geschiedenis weer - in september 1938 de arme
Britse premier Chamberlain op het hoogtepunt van de Südentencrisis
bruskeerde door hem, gast op de Petersberg, onder SS-geleide de Rijn te
laten oversteken. Hier vertrok Chamberlain woedend nadat Hitler hem een
concept met dictaatwaarde voorgelegd had van het een paar weken later in
het Beierse Berchtesgaden alsnog bezegelde Verdrag van München, dat
de nekslag was voor het toenmalige Tsjechoslowakije.
Op de Petersberg huisden na de Tweede Wereldoorlog de hoge
commissarissen van de Westelijke geallieerden. Zij maakten er mee dat
Konrad Adenauer, de gewezen Keulse burgemeester en latere architect en
kanselier van de Bondsrepubliek, al bij zijn eerste bezoek in 1949 de
afwijzende protocollaire voorschriften van de Siegermächte negeerde
door met een nog ongedacht zelfvertrouwen hun loper op te stappen.
Duitse geschiedenis. Binnenkort mogen Bas en ik weer langs Hollandse
sloten, daar zullen we nog van opkijken.
|
NRC HANDELSBLAD
9 AUGUSTUS 1996
|
Bovenkant pagina |