D E P L E K
|
Terug naar De Plek Stuur uw verhaal naar dePlek@nrc.nl
|
Todi
Een festival van groen in het voorjaar
Door onze correspondent MARC LEIJENDEKKER
Todi is een stadje boven op een berg in het zuiden van Umbrië,
omgeven door golvende heuvels. Als de zon goed staat, schitteren de
kerken en paleizen je van kilometers ver tegemoet. Todi zelf is een
vriendelijk plaatsje, met net voldoende geschiedenis om het interessant
te maken en net te weinig voor massatoerisme. Maar zijn faam is vooral
gebaseerd op het landschap eromheen.
De akkers op de heuvels om Todi vormen een bont patroon waarop je nooit
raakt uitgekeken - de gebrekkige ruilverkaveling is een last voor de
landbouw, maar een lust voor het oog. Zwarte en kale vlakken in de
winter, met af en toe een laagje sneeuw. Een festival van groen in het
voorjaar. Blokken goudgeel graan en groene mais, helgele zonnebloemen en
groene wijnranken in de zomer. En laat in de herfst zie je meestal
niets, want dan hangt er een dichte mist in de valleien.
Wij kregen de sleutels van dit paradijs van een vriendin die haar
dochter naar het buitenland wilde volgen. Ze heeft een omgebouwde
boerderij een paar kilometer buiten Todi, aan het einde van een
onverhard pad vol stenen en stof. Het is een van de duizenden oude
hoeves en stallen die zijn veranderd in een tweede of derde woning.
Meestal staan ze op prachtige locaties die beschermd zijn door een
bouwverbod. Alleen het bestaande mag worden verbeterd. Daarom wordt ook
de meest bouwvallige stal niet afgebroken. Zelfs een halve muur is een
potentiële villa.
Het leven bij Todi laat zien hoe landelijk Italië nog is. Een halve
eeuw geleden werkte meer dan de helft van de bevolking in de landbouw.
Nu is dat rond de vijf procent, maar de meeste families hebben nog wel
wortels ergens op het platteland. Hun verleden is nog niet afgesloten.
Onze directe buren, Settimo en Marella, krijgen bijna ieder weekeinde
bezoek van familie. Die komen niet alleen voor het landschap, maar ook
voor de smakelijke eigengemaakte worst en ham, het vers geslachte konijn
of de eerder op de dag geschoten vogeltjes, de net geplukte tuinbonen,
courgettes of aubergines. Italianen zijn ook zo deskundig-kritisch over
hun eten omdat je nog op veel plaatsen 'eerlijk' eten kan vinden van
onovertroffen simpelheid en kwaliteit - het referentiepunt ligt hoog en
wordt vaak geijkt.
Onze andere buur, Massimo de schaapherder, die iedere ochtend en avond
voorbij komt met zijn vredig klingelende kudde, heeft eveneens veel
aanloop. In een rommelige schuur achter zijn huis maakt hij zelf kaas.
De witgele schijven verspreiden een zware geur waarin je bijna kan
happen. Zijn kaas is onovertroffen. Soms heeft hij verse ricotta, zachte
witte kaas. ,,Heel goed voor kinderen'', zegt hij als hij 's ochtends
een schaaltje komt brengen.
Settimo - letterlijk: het zevende kind - is de typische Italiaan met
twee beroepen. Hij is metselaar en boer. Met zijn vrouw Marella maakt
hij zijn eigen worst, van de paar varkens achter hun huis. En dat maakt
varkens onverbiddelijk belangrijker dan honden.
Toen we op een weekeinde langskwamen om de jonge hondjes te bekijken die
geboren zouden moeten zijn, mompelde Marella wat onduidelijks. Onze
kinderen hadden de teef al ontdekt, maar aan haar tepels lagen naast
drie jonge hondjes ook vijf biggetjes te drinken. Beide dieren hadden
vrijwel gelijktijdig gejongd, maar de zeug had onvoldoende melk voor al
haar kroost. Vijf hondjes moesten plaatsmaken voor varkens. Buiten, op
een vuilnishoop achter het huis, lagen hun gewurgde lijkjes.
Settimo's moment van glorie kwam toen wij twee wespennesten hadden in de
primitief gemetselde muur achter het huis. Hij zou wel eens laten zien
hoe een echte kerel dat oplost. Settimo graaide met zijn blote handen
naar de korf en verpulverde het tere bouwsel in zijn grote knuist. De
wespen die er nog in zaten, werden mee fijngeknepen.
Op de vraag of hij niet vreselijk was gestoken, haalde Settimo zijn
schouders op. Non è niente, het is niets. Maar één
demonstratie voor de stadsjonkers uit Rome vond hij wel genoeg. De
aanval op het tweede nest gebeurde op een traditioneler manier: met een
brandende krant.
Na afloop wilden we hem bedanken met een glas wijn. Maar Settimo zei
beleefd nee: hij dronk liever zijn eigen wijn. Je weet maar nooit wat er
in die flessen zit. De mythe van het 'zuivere' produkt is heel sterk,
ook al omdat de controle op toegevoegde kleur- en smaakstoffen vaak te
wensen overlaat.
Settimo troonde mij mee naar de cantina onder zijn huis. Voor vrouwen is
dit verboden terrein. Eeuwenoude overlevering wil dat wijn bederft door
een menstruerende vrouw. De cantina was een donkere, muffe kelder waar
een zure lucht hing. Op een stellage stonden de plastic vaten waarin
Settimo wijn maakt, zoals miljoenen anderen met een eigen wijngaardje.
Det is meestal wijn zonder poespas, waarbij het meeste genoegen moet
komen uit de wetenschap dat hij van eigen grond komt.
Ook Settimo's rode en witte dranken moesten het daarvan hebben. Hij
zette de kroon op zijn gastvrijheid met een limonadeglas eigengemaakte
grappa. Zelf dronk hij niet mee - te sterk, slecht voor de maag. En voor
het hoofd, zo bleek de volgende dag.
|
NRC HANDELSBLAD
9 AUGUSTUS 1996
|
Bovenkant pagina |