Proces Bouterse nog onzeker
Nederland onderzoekt de rol van
Desi Bouterse bij de decembermoorden. Maar de weg naar een proces zit
vol voetangels en klemmen
Door onze redacteur JOOST ORANJE
AMSTERDAM, 1 FEBR. Er komt dus toch een Nederlands gerechtelijk
vooronderzoek naar de betrokkenheid van de voormalige Surinaamse
bevelhebber D. Bouterse bij de decembermoorden uit 1982, toen vijftien
prominente Surinamers in Fort Zeelandia werden mishandeld en
geëxecuteerd. Schatte de rechter-commissaris van de Arnhemse
rechtbank vorige week nog in dat het openbaar ministerie (OM) in de
zaak niet ontvankelijk zou worden verklaard, zijn Amsterdamse collega
blijkt daar anders over te denken: hij start wèl een onderzoek.
Maar zal Bouterse nu ook definitief in Nederland worden berecht? Dat is
nog maar de vraag. De verschillen in interpretaties van de twee
onderzoekrechters illustreren dat er nog veel haken en ogen aan de
affaire zitten. In Arnhem, waar de zaak mede was voorgelegd omdat daar
de militaire rechter zetelt, werd geconcludeerd dat Nederland helemaal
geen rechtsmacht heeft. Immers: de grondslag voor de vervolging,
foltering, staat beschreven in het internationale folterverdrag en dat
werd pas in 1989 in Nederland ingevoerd. En hoe kan je iemand berechten
voor een misdrijf dat hij begaan heeft op een moment dat er nog geen
wet was die dat misdrijf strafbaar stelde? De rechter-commissaris in de
hoofdstad stelt daarentegen dat er wel degelijk " voldoende grond" is om
een gerechtelijk vooronderzoek te openen. Hij verwijst daarbij naar de
beschikking van het Amsterdamse gerechtshof, dat het OM in november
vorig jaar het bevel gaf vervolging in te stellen. Achterliggende
gedachte daarbij was dat folteren in 1982 een misdrijf was volgens het
'internationaal gewoonterecht' waarover de Nederlandse rechter
'universele rechtsmacht' heeft. Simpel gezegd: ook al was folteren in
'82 formeel niet strafbaar gesteld, iedereen wist dat het niet mocht en
dus kan je er overal met terugwerkende kracht voor worden vervolgd.
Toch stelde ook het gerechtshof dat er "verschil van inzicht mogelijk
is en dat niet is uit te sluiten dat de strafrechter voor een meer
beperkte uitleg zal kiezen." Het kan dus altijd nog gebeuren dat de
rechter waar de zaak wordt voorgebracht, er geen 'ruime'
volkenrechtelijke interpretatie op nahoudt en het OM alsnog niet
ontvankelijk verklaart.
Het gerechtshof bracht nog een tweede nuance aan: vervolging van de
Decembermoorden in Nederland zou kunnen worden gestaakt "indien
ontwikkelingen in een eventueel Surinaams strafproces daartoe aanleiding
zouden geven." Toen het hof in november haar beschikking uitsprak, was
daar formeel niets over bekend. Maar nu is ook in Paramaribo een
gerechtelijk vooronderzoek geopend. Dat maakt de vraag hoe logisch een
Nederlandse rechtszaak op dit moment is, relevant.
Daarnaast zijn er ook praktische vragen. Nu er in twee landen concrete
onderzoekshandelingen in één zaak worden verricht, is
onderlinge rechtshulp in principe niet mogelijk. Maar als de
Nederlandse justitie een doortimmerde zaak wil voorbrengen, lijkt dat
onvermijdelijk. Natuurlijk is er ook in Nederland informatie te
vergaren over de Decembermoorden, maar de meest betrokken getuigen
bevinden zich bijvoorbeeld in Suriname. Om die te kunnen horen is
rechtshulp nodig.
Sommige strafrechtjuristen denken dat dit vraagstuk omzeild kan worden.
Het Surinaamse onderzoek loopt wegens 'moord', in Nederland gaat het om
'foltering'. Deze verschillende vervolgingsgronden zouden een juridische
uitweg kunnen bieden voor het uitwisselen van gegevens. Het zou zelfs
kunnen leiden tot twee processen. Maar het is op z'n minst onpraktisch
dat er op twee plekken los van elkaar dezelfde onderzoeken lopen. De
zaak zou een stuk overzichtelijker worden als ze in politiek vaarwater
komt en Nederland bereid blijkt om Suriname op de achtergrond bij te
staan met het vervolgingsproces. In kringen van de regerende Front-
partijen wordt deze optie als wenselijk gezien. Het lopende Surinaamse
onderzoek, dat zich overigens op veel meer verdachten dan op Bouterse
richt, ligt uiterst gevoelig. Paramaribo zou daarbij juridische- of
logistieke hulp goed kunnen gebruiken, al moethet initiatief van
Suriname komen.
Een dergelijke 'oplossing' zou in ieder geval recht doen aan de
uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof dat in haar beschikking
tenslotte stelde dat het juridisch afwikkelen van de decembermoorden
"in beginsel een verplichting is" voor Suriname zelf.