'Bruidsschat Suriname was wellicht te groot'
Sinds de onafhankelijkheid van
1975 spraken de Surinaamse leiders Arron en Lachmon nooit meer
gezamenlijk en in het openbaar met Jan Pronk. Maar gisteren was het
moment daar.
Door onze redacteur JOOST ORANJE
AMSTERDAM, 4 DEC. Aan de rand van het podium in het theater van het
Tropeninstituut lopen twee mannen met attachékoffertjes elkaar
tegen het lijf. Henck Arron, oud-premier van Suriname, tegen Jan Pronk,
ex-minister van Ontwikkelingssamenwerking: "Dag Jan. Moet ik welkom
tegen jou zeggen, of zeg jij welkom tegen mij?" Pronk glimlacht naar
zijn belangrijkste tegenspeler uit 1975. Samen onderhandelden ze over
de onafhankelijkheid van Suriname. Het is het onderwerp van wat een
historische bijeenkomst moet worden op deze warme herfstmiddag in
Amsterdam. Naast Pronk en de oud-leider van de creoolse NPS Arron is
ook Jaggernath Lachmon aanwezig, nog steeds voorman van de
hindoestaanse VHP. Zijn partij zag in 1975 eigenlijk niets in
onafhankelijkheid. Maar, zo benadrukt de oude 'papa Lach' nog maar eens:
" Uiteindelijk kozen we voor verbroedering." En hij roept ter
illustratie het moment in herinnering waarbij hij zijn politieke
tegenpool Arron voor het gezicht van de camera bij het uitroepen van
Suriname als onafhankelijke natie een brasa, een omhelzing gaf.
Nu, 25 jaar later, zullen de drie belangrijkste vertegenwoordigers van
de toenmalige Surinaamse en Nederlandse politiek volgens de
aankondiging het onafhankelijkheidsproces publiekelijk "ontrafelen".
Maar dat valt tegen. Alleen Jan Pronk blijkt bereid met enige
zelfkritiek terug te blikken. Hoewel hij nog steeds overtuigd is dat de
onafhankelijkheid in 1975 onvermijdelijk was ("We hadden te maken met
de schaamte van kolonisatie in een tijd dat vele landen onafhankelijk
werden"), is er wel de erkenning dat de 'bruidsschat' van 3,5 miljard
gulden aan Suriname "misschien wel een wat royale omvang" had.
Ook de oprichting van een leger beoordeelt hij achteraf gezien "als iets
dat we anders hadden kunnen doen." De staatsgreep van 1980 beschouwt
Pronk als belangrijkste oorzaak voor de verloedering van het land,
zonder overigens in herinnering te roepen dat ook Den Haag de
sergeanten onder leiding van Desi Bouterse destijds het voordeel van de
twijfel gaf.
Pronk zit er een beetje ongemakkelijk bij. Nederland heeft nu eenmaal
een weinig gelukkige hand van dekoloniseren en zeker de generatie van
Arron en Lachmon weet die zenuw, soms met een vleugje demagogie
(Lachmon: "Wij moesten uit het koninkrijk") perfect te raken.
Arron memoreert met smaak het gesprek met toenmalig premier Den Uyl
waarin het financiële openingsbod ter gelegenheid van de
onafhankelijkheid werd gedaan: één miljard gulden min de
uitstaande schulden. Arron: "Ik zei: collega, ik ben hier niet om
grappen te maken. Ik ben hier om zaken te doen." Uiteindelijk kwam
Nederland, na een knap uitgespeeld onderhandelingsproces door
Paramaribo, met 3,5 miljard gulden over de brug, een bedrag dat geen
land dat onafhankelijk werd, ooit kreeg.
Maar wat was het saldo? Vraag het Surinamers en velen zullen de
frustraties opdreunen.
De machtsgreep van de militairen natuurlijk die een tijdelijke
uitschakeling van de democratie betekende en uitmondde in de
Decembermoorden en een verwoestende binnenlandse oorlog. Het gaat te ver
om Arron en Lachmon daarop aan te spreken, maar er zijn genoeg elementen
te noemen waar hun respectievelijke partijen in ieder geval voor een
deel politieke verantwoordelijkheid dragen. De braindrain naar
Nederland. Na 1975 een regering met corrupte trekjes. Politieke apathie
en twijfelachtig economisch beleid, óók door opeenvolgende
regeringen van NPS en VHP, de twee etnische politieke pijlers van
Suriname. Was het niet Jan Pronk zelf, die begin jaren negentig het
economisch beleid van Arrons opvolger Ronald Venetiaan als "ronduit
slecht" kwalificeerde?
Maar gistermiddag kwamen dit soort zaken nauwelijks aan de orde. De drie
heren noemen elkaar herhaaldelijk "vriend" en vermijden elke
confrontatie. Arron en Lachmon kijken zelfs met weinig zelfreflectie en
veel zelfgenoegzaamheid terug, kritiek die vaak wordt geuit aan het
adres van de 'oude politiek' in Suriname. Ze gaan niet inhoudelijk in op
de vraag die publicist Anil Ramdas aan het begin van de middag had
opgeworpen: waarom verzuimden de politici van toen om het volk te vragen
of de onafhankelijkheid eigenlijk wel wenselijk was? En als vanuit de
zaal de vraag komt waarom het niveau van publieke voorzieningen na 1975
onder de regering-Arron zo achteruitholde, spuwt de oud-premier vuur.
Hij pakt zijn koffertje erbij en kondigt aan "gedocumenteerd" aan te
tonen dat "dit oude liedje" onwaar is. Maar uiteindelijk volstaat hij
met een citaat uit een gedateerd artikel in de knipselmap waarin Pronk
stelt dat het beleid tussen '75 en '80 niet zo slecht was als vaak is
gezegd. Het resulteert in cynisch gelach onder aanwezige kritische
Nederlandse Surinamers. Maar Arron dooft het vuurtje met een te
verwachten opmerking van Surinamers aan het adres van hun landgenoten
overzee: "Als u wilt lachen, gaat u dan in Suriname lachen." Ook een
kritische opmerking van Ramdas over president Venetiaan schiet Arron
volkomen in het verkeerde keelgat. "Beledigend", briest hij, waarna de
aanwezige Suriname-specialist van de VVD in de Tweede Kamer, F.
Weisglas, vanuit de zaal een toeter voor zijn handen maakt en
schreeuwt: "Dat mag in een democratie als Nederland!" Een betere
illustratie voor de gevoelige relatie tussen oud-moederland en oud-
kolonie lijkt er niet te zijn.
Natuurlijk haast iedereen zich te benadrukken dat Nederland en Suriname
niet zonder elkaar kunnen. Pronk pleit voor een soort
Gemenebestrelatie, Lachmon roept het Nederlands bedrijfsleven op te
investeren in Suriname en Arron voorziet mooie tijden met de nieuwe
Front-regering. Maar een echt kritische terugblik op eigen handelen
blijft uit. Of zoals Lachmon zegt: "Laten we het allemaal laten, wie er
fout was."
Zouden de drie mannen gisteravond toevallig nog televisie hebben
gekeken, naar de NPS-serie Wie niet weg is, is gebleven, over 25
jaar Suriname? Zouden ze die man uit Coronie hebben gezien, die
gefrustreerd vertelde over zijn vruchteloze pogingen om subsidie te
krijgen zodat hij zijn land kon bebouwen? Hij kreeg niets, terwijl
mensen met relaties kapitalen opstreken. Verbitterd keek hij terug op
"alle ministers en presidenten" die met mooie beloftes aan z'n hek
hadden gestaan. De regering in Paramaribo, zo vertelde hij boos, had hem
al die jaren niets gebracht: "Het is basta voor mij." Jammer dat deze
man er gistermiddag niet bij was in het Tropeninstituut.