Juridische exegese over vervolging Bouterse
Onder juristen is discussie
losgebarsten over de uitspraak van het hof om Bouterse in Nederland te
vervolgen wegens de Decembermoorden.
Door onze redacteur JOOST ORANJE
AMSTERDAM, 23 NOV. Wie zei dat de huidige rechtenstudent niet meer
geïnteresseerd is in discussies over het vak? Gisteravond, op de
rechtenfaculteit van de Universiteit van Amsterdam, was daar niets van
te merken. Een volle collegezaal had de lokroep van Champions
League-voetbal of kroeg weerstaan voor een debat over een
recente uitspraak van het Amsterdamse gerechtshof. Dat bepaalde maandag
dat voormalig legerleider Bouterse in Nederland moet worden vervolgd om
zijn rol bij de 'Decembermoorden' uit 1982. De historische beschikking
zal veel aandacht trekken in de wereld van het volkenrecht. Maar
onomstreden is de uitspraak niet. Vooral strafrechtdeskundigen vragen
zich af of het afwegingsproces wel zorgvuldig genoeg is verlopen.
Hoogleraar internationaal strafrecht G. Strijards, tevens adviseur van
het college van procureurs-generaal, vindt de beschikking van het hof
zelfs "uiterst merkwaardig", zo zei hij gisteravond na afloop van de
discussie. Vanuit Strijards' oogpunt een begrijpelijke visie. Hij was
het immers die, op verzoek van het OM, een advies over de zaak schreef
waarin hij betoogde dat Nederland helemaal geen rechtsmacht heeft om
Bouterse hier te vervolgen. Omdat het stuk te laat binnenkwam, speelde
het geen rol in het oordeel van het hof. Maar dat betekent niet dat
Strijards' opmerkingen er niet meer toe doen. Sterker: hij zelf is
ervan overtuigd dat het OM in de vervolgingszaak tegen Bouterse
uiteindelijk door de Hoge Raad niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Zijn meest wezenlijke punt is het 'legaliteitsbeginsel'. Het hof vindt
dat Bouterse kan worden vervolgd op basis van het internationale
folterverdrag uit 1984, dat in Nederland in 1989 bij uitvoeringswet
werd ingevoerd. Volgens het hof heeft de Nederlandse rechter
"universele rechtsmacht" over dit strafbare feit. Maar de
Decembermoorden vonden plaats in 1982, toen foltering hier dus nog niet
strafbaar was gesteld. Strijards ziet niet dat dat met terugwerkende
kracht alsnog kan, vooral ook omdat dat nergens in de begeleidende
uitvoeringswet als optie wordt genoemd. "Als de wetgever dat had gewild,
dan had men het ook wel opgeschreven", aldus Strijards. Als
Bouterse al buiten Suriname zou moeten worden vervolgd, zou dat
moeten gebeuren via het in oprichting zijnde internationale strafhof
(ICC). Maar het is wel heel radicaal om voor de vervolging van de
voormalige bevelhebber "je eigen wettelijke systeem zo opzij te
zetten", aldus Strijards. Bovendien, zo wierp hij op, is het de vraag
of de rechterlijke macht zich wel bezig moet houden met dergelijke
ingrijpende wettelijke interpretaties. Wetten worden gemaakt of
veranderd door het parlement en niet door rechters.
Maar de raadsman van de nabestaanden die de procedure hadden
aangespannen, J. Pen, vond dat te strak geredeneerd. Hij haalde
ontwikkelingen aan, zoals de berechting van de Chileense voormalige
machthebber Pinochet, die aangeven dat er een beweging gaande is waarin
van ex-dictators verantwoording voor misdaden wordt gevraagd. Zo'n
ontwikkeling kan je best meenemen in het oordeel, aldus Pen die "de
Nederlandse behoefte om altijd exegese toe te passen op de wet"
hekelde. Ook de kersverse adviseur van de Surinaamse regering,
strafpleiter G. Spong, prees "de creatieve juridische rechtsorde" en
had het zelfs over "een evolutionaire visie van het hof."
Tegelijkertijd noemde hij het "een onjuistheid" dat het bevel tot
vervolging slechts Bouterse betreft en niet, zoals in Suriname, nog 36
andere verdachten die bij de Decembermoorden zijn betrokken. Spong,
vilein: "Dat heeft Suriname toch wat verstandiger aangepakt."
De discussie had overigens een beetje de smaak van mosterd na de
maaltijd. De uitspraak van het hof is immers, hoe bijzonder ook, toch
enigszins achterhaald nu Suriname zelf Bouterse vervolgt, een actie die
door alle aanwezigen werd toegejuicht. Iedereen onderstreepte dat een
rechtsgang in Paramaribo de voorkeur geniet, volgens Spong zelfs "om
redenen van antikolonialistische politiek." Hij kondigde en passant
aan dat de Surinaamse strafzaak "meer mega zal worden dan alle
megazaken die we hier in Nederland hebben gehad" en had een
teleurstellende mededeling voor alle aanwezigen die zich hadden
verheugd op een proces in Nederland. De kans dat dat inderdaad hier zal
plaatsvinden, is volgens Spong klein. En met een eventueel veroordeelde
Bouterse achter de tralies in Suriname, is een Nederlandse rechtsgang
niet meer aan de orde omdat een verdachte maar één keer
voor hetzelfde feit veroordeeld kan worden. In dat geval zal de
beschikking van het hof dus vooral theorie blijven.