|
Kleren voor een diabolische heks
Joanita Vroom
Kleren zeggen meer dan woorden. Soms schreeuwen ze hun boodschap
zelfs van
de daken. Plaats een foto van Prins Charles van Engeland naast een
portret van
zijn ook al niet monogame voorouder Hendrik VIII (1491-1547) en je ziet
in
ieder geval een wereld van verschil. Terwijl Hendrik als een weelderig
geklede
nouveau riche de zojuist verworven macht en rijkdom van de slechts 50
jaar
bestaande Tudor-dynastie uitstraalt, is de licht kalende Charles
nauwelijks te
onderscheiden van een ambtenaar tweede klas. Beiden staan wijdbeens, als
een
archetype van mannelijke dominantie, maar het sobere herenkostuum van
Charles
laat zien dat de Britse monarchie al lang geleden aan status en invloed
heeft
ingeboet. Hendriks kleren spreken duidelijker taal: het is een knap
staaltje
van power dressing.
Zo noemt de Britse kunsthistoricus en modejournalist Colin McDowell
althans
de barokke uitdossing van de vorst in zijn recent verschenen Dressed to
Kill.
Sex, Power and Clothes. Hendrik kleedde zich niet alleen uit ijdelheid
of
snobisme in fluweel, zijde en purper, betoogt McDowell. Hij beschouwde
kleding
wel degelijk als een wapen in de maatschappelijke strijd tussen koning
en
vazal, tussen vorst en onderdaan, tussen man en vrouw. Met zijn brede
schouders in een met bont afgezette mantel, zijn gespierde benen in
zijden
kousen en zijn met goud bestikte schaambuidel was Holbeins portret van
Hendrik
bedoeld als ultiem symbool van koninklijke statuur en viriel krijgerdom.
Uit dit boek blijkt duidelijk dat McDowell, die eerder over mode
schreef
voor Vogue, The Guardian, The Daily Telegraph en The Sunday Times,
kleding
benadert als een cultuur-historisch verschijnsel. Hiermee staat hij in
de
traditie van bekende Britse modedeskundigen als kostuumhistorica Aileen
Ribeiro
en sociologe Elizabeth Wilson. Met een paar lappen stof kan volgens hem
veel
worden uitgedrukt: de een verbergt er zijn kwetsbaarheden mee, de ander
gebruikt het juist als uithangbord.
Sociale steno
In het algemeen is de houding tegenover mode echter nog altijd
ambivalent,
schrijft McDowell. Kleding, accessoires, stijl, iedereen heeft er elke
dag
weer mee te maken, maar toch wordt mode zelden serieus benaderd. Sterker
nog,
fulmineert hij vol vuur, mode wordt zelfs verbannen naar een
intellectueel
verdomhoekje. Angst voor een maatschappelijk demasqué speelt
daarbij
een grote rol. Kleding is immers ons "sociale steno'. Het onthult onze
levensopvattingen, waarden en ideologieën. En: het zegt vooral
alles over
de sociale groep waartoe we willen behoren. De angst om buiten de groep
te
vallen bepaalt derhalve ons onvolwassen gedrag ten opzichte van mode,
meent de
auteur.
Dressed to Kill wil dit euvel verhelpen. Het boek is bedoeld als
herontdekking van ""de intellectuele belangstelling voor kleren die door
de
meerderheid van de maatschappij opzij gezet is''. McDowell snijdt
daartoe een
breed scala aan onderwerpen aan die met kleding te maken hebben. Zo
staat hij
even stil bij de klassenstrijd, de sekseverschillen, de eerste
feministische
golf, de pruiken van het Britse rechtssysteem, de dictatuur van de
jongerencultuur en het taboe van het naakte lichaam. Om daarna
razendsnel over
te schakelen op de uitvinding van korsetten, de New look, Levi
501-advertenties, travestieten, de betekenis van de bolhoed,
bloemetjesjurken
en Doc Martensschoenen.
Zo springt McDowell zonder adempauze door het heden en het verleden,
op zoek
naar onderwerpen die in zijn straatje passen. Hij noemt veel namen,
zeer veel
namen - van Thorstein Veblen tot Marlon Brando en van Laura Ashley tot
Vladimir
Nabokov - maar waarom dat gebeurt, blijft vaak onduidelijk, ook al omdat
bibliografische verwijzingen en een notenapparaat ontbreken.
Dressed to Kill biedt als betoog over de culturele aspecten van mode
weliswaar meer dan de doorsnee glossy modeboeken die zo fraai op
koffietafels
ogen (hoewel de paginagrote kleurenfoto's van mooie meiden en gespierde
mannen
wel erg slick zijn). Maar uiteindelijk blijft het verhaal te vaak
steken
halverwege alle goede bedoelingen en de aangekondigde rijkdom aan
ideeën.
De beha van Madonna
Verrassend aardig is evenwel McDowells kritische analyse van de
internationale mode-industrie. Sinds de jaren zeventig bestaat volgens
hem
""de echte mode'' niet meer. Ooit werd die gedicteerd door Chanel en
Dior, maar
nu wedijveren in Parijs, Londen en Milaan te veel jonge ontwerpers om de
aandacht. Straffeloos plagiëren zij iedere periode of stijl uit het
verleden en weigeren iets nieuws te verzinnen. Het resultaat is dat de
wanstaltig dure en met veel fanfare omgeven modepresentaties zijn
uitgelopen op
een potpourri van vergane glorie.
De kunst van het ontwerpen is, meent McDowell, vastgelopen in de
cul-de-sac
van zelfoverschattende zwendelaars. Vooral de hypes die rondom Karl
Lagerfeld
(ontwerper van het mode-huis Chanel) en Jean Paul Gaultier zijn
ontstaan,
vervullen hem met walging. Had Gaultier soms een kinderjuf die zich voor
hem
uitkleedde?, sneert McDowell. Hoe kan je anders zijn obsessie voor
korsetten
verklaren? Of weet Gaultier - zoals elke ontwerper - dat choqueren
tegenwoordig automatisch tot faam leidt, die later omgezet wordt in
rijkdom?
Als dat het geval is, zo lezen we in Dressed to Kill, dan vormt de
Franse
ontwerper een uitstekend koppel met Madonna, die zijn priemende
beha-ontwerpen
ook alleen gebruikt om haar carrière vooruit te helpen. Epater le
bourgeois, heet dat dan, maar dan net zo weinig dat de cash-flow niet in
gevaar
komt. McDowell kan, kortom, niet om de torpedovormige beha van
Madonna
lachen. Hij ziet het zelfs als een uiting van de trend onder hedendaagse
ontwerpers om het vrouwelijk lichaam belachelijk te maken en te
misvormen.
Hetzelfde geldt voor het moderne schoonheidsideaal: geen natuurlijke
voluptueuze vormen, maar slanke jongensachtige types met
siliconenborsten
(zoals die van de "supermodels') geven tot verdriet van McDowell de toon
aan.
Ten slotte duidt de androgyne kleedstijl van deze "nieuwe vrouw' (leren
jack
boven een superstrak mini-rokje) volgens de Britse deskundige op niets
minder
dan ""een overheersing door vrouwonvriendelijke homo's van de huidige
mode-industrie''. Nooit eerder benaderde het vrouwelijk silhouet
immers zo
sterk dat van de man. Of zoals McDowell zelf zonder omhaal zegt: ""Deze
mode
verbeeldt de stereotype diabolische heks waarover homoseksuele
ontwerpers
fantaseren, en ook de dominante partij waarvoor sado-masochistische
lesbische
stylistes door het stof kruipen.'' Ondanks deze boude woorden, heeft
McDowell
niet helemaal ongelijk in zijn kritiek op de SM-look die momenteel zo en
vogue
is. Het gaat hier in ieder geval om kleren die hun boodschap van het
dak
schreeuwen. Bij de kettingen en leren accessoires ontbreekt op de
catwalk vaak
alleen nog het zweepje.
Dressed to kill. Sex, Power and Clothes door Colin
Mcdowell 192
blz., Hutchinson 1992, f 68,20 ISBN 0 091 74464 4
(Uit NRC HANDELSBLAD van zaterdag19 december
1992)
MODE
|
|