MODE
|
Voorpagina Supplement |
|
Vogue door de eeuw heenTRACY METZ,,Mode is algemeen; stijl is individueel,'' luidde de favoriete uitspraak van een hoofdredacteur van het tijdschrift Vogue. ,,Sommige mensen hebben het. Sommigen niet.'' Tot welke categorie Vogue zichzelf rekende, en rekent, behoeft geen uitleg. Deze oer-glossy viert nu zijn honderdjarig bestaan. In thuisbasis New York wordt tot augustus een selectie tentoongesteld van foto's uit de afgelopen eeuw; het materiaal is ook in boekvorm verschenen, een prachtige uitgave - dat is Vogue aan zijn stand verplicht - met als titel On the Edge: Images from 100 Years of Vogue. Toevallig kreeg ik onlangs een ander jubileumboek van Vogue onder ogen, The World in Vogue, dat verscheen ter gelegenheid van het zeventigjarig bestaan. Meer nog dan in dit nieuwe boek bleek daaruit, hoezeer dit instituut van meet af aan grote talenten aan zich heeft weten te binden. Dat waren niet alleen fotografen als Irving Penn, Richard Avedon, Cecil Beaton, Erwin Blumenfeld en Helmut Newton, maar ook schrijvers en kunstenaars. André Maurois mijmerde over mode en de kunsten, Ernest Hemingway raakte lyrisch over een landschap in Wyoming, Truman Capote portretteerde New York (,,Het is een mythe, de stad, de kamers en ramen, de stoomspuwende straten; (-) dit eiland, drijvend in rivierwater als een diamanten ijsberg, noem het New York, noem het wat je maar wilt''). Jean Cocteau schreef erin, Bertrand Russell, Alice B. Toklas, W.H. Auden en zelfs Jacqueline Lee Bouvier, winnares in 1951 van de lezersprijsvraag, die later bekend zou worden als Jackie Kennedy. Het nieuwe boek, On the Edge, vat die honderd jaar vooral samen aan de hand van beelden, bijna allemaal paginagroot en met een ontzagwekkende perfectie gedrukt. In plaats van een bloemlezing uit artikelen is er een mooi geschreven inleiding door publiciste Kennedy Fraser en een doorlopend verhaal over Vogue door de eeuw heen. Hoofdpersoon daarin is de in de oorlog gevluchte Fransman Alexander Liberman, die in 1943 art director werd. Hij was het die de medewerkers, de fotografen vooral, dwong steeds verder te gaan, steeds grotere artistieke risico's te nemen, steeds op zoek te gaan naar beelden die op de rand, on the edge waren. Als het boek één ding duidelijk maakt, dan is het hoe ongemakkelijk en tegelijk vruchtbaar de verhouding in een dergelijk medium is tussen kunst en commercie. Meestal, maar niet altijd, hadden die beelden als onderwerp vrouwen en mode. De hautaine aristocraten van eind vorige eeuw maakten al in de jaren twintig plaats voor vrouwen die behalve de kleren, ook iets van een eigen persoonlijkheid etaleerden. De studio uit, de straat op: gaandeweg verdampt het decorum en wint de brutaliteit terrein. Al in de jaren dertig zijn ze sportief geworden; eind jaren veertig verrast Irving Penn met een ongeposeerde foto van Jean Patchett aan een cafétafel, met bengelende rechterschoen en haar parels in haar mond. Tien jaar later baart Bert Stern opzien met naaktfoto's van Marilyn Monroe, de laatste die van haar zijn gemaakt voordat ze zelfmoord pleegde; in de jaren zeventig choqueert Helmut Newton met zijn gestileerde, verontrustende toneelstukjes over macht en geld met als hoofdrolspelers roofzuchtige vrouwen. Ten slotte zien we in het hoofdstuk "Het einde van de eeuw' hoe fotografen (net als makers van reclame en videoclips) steeds vaker hun toevlucht nemen tot ensceneringen: zes mannequins bijvoorbeeld in lange Chanel-avondrokken en stoere leren jasjes in een dreigend inner city-decor, of Bette Midler als Roodkapje in het kerstnummer van vorig jaar. Vogue wankelt soms op de rand van onbenulligheid. In 1933 bijvoorbeeld meldde de correspondent in Rome dat ,,het zwarte Fascisti hemd gesteven als avondkleding wordt gedragen''. Of recenter nog, toen in 1975 de copywriter bij Deborah Turbeville's zwaar beladen foto van vijf vrouwen in een badhuis, niet meer wist te verzinnen dan ,,het geheim van het badpak is het kiezen van het juiste model''. Toch heeft het blad weten te ontkomen aan inkapseling in een zeepbel: Lee Millers schokkende foto's van Buchenwald werden afgedrukt, nationale rampen als Vietnam en Watergate werden niet verzwegen en eind jaren tachtig figureerden er daklozen op de glanzende pagina's. Behalve met mode heeft Vogue een reputatie opgebouwd voor portretfotografie: Colette, Matisse, Picasso, Mick Jagger, Winston Churchill, om er maar enkelen te noemen. Voor de coryfeeën was er ook ruimte voor vrij werk, bijvoorbeeld van Irving Penn, die als tegengif voor de gekte van de modewereld portretten maakte van Peruaanse kinderen en "moddermannen' uit Nieuw-Guinea en stillevens van twee peuken. Dit overzicht van een eeuw laat niet alleen mode zien en ook niet alleen stijl, maar vooral verschillende manieren van kijken. In de foto waar het boek mee afsluit neemt Helmut Newton de modewereld met genadeloze directheid onder de loep. We zien een mannequin op de rug die in een niet al te chique hotelkamer op de rand van het bed zit. Naast haar staan grote kisten, ongetwijfeld vol beeldschone kleren voor de komende fotosessies. Haar met steentjes besprenkelde verleidstersjurk steekt schril af bij de goedkope stof van de sprei. Schoonheid heeft Diane Arbus ooit ,,een afwijking, een last, een mysterie'' genoemd, maar Newton voegt daar het zijne aan toe - iets dat misschien nog veel vreselijker is: de verveling. On the Edge - Images from 100 Years of Vogue. Uitg. Random House, imp. Van Ditmar, 296 blz. Prijs ƒ 106,-. (Uit NRC HANDELSBLAD van donderdag 7 mei 1992) |
|
NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (13 april 1996 / web@nrc.nl) |