NEW AGE
|
Voorpagina Supplement |
|
HUNKEREN NAAR HOUVASTMaarten DoormanNormen vervagen, de kerken lopen leeg. Maar op de voedingsbodem van dit zedelijk verval verdringen zich antroposofie, reïncarnatie, kabbalistiek, New Age, tarot, astrologie, spiritisme, I Ching en talloze andere manieren om de zinloosheid te bestrijden en in de diepten van het eigen zelf te turen. Voor het ontstaan van deze spirituele vloedgolf zijn al heel wat verklaringen aangevoerd. De economische recessie van de jaren zeventig en het daardoor 'verharde, materialistische' klimaat dat tot een vergeestelijkte reactie noopte; het besef van een dreigende milieuramp op wereldschaal ten gevolge van techniek, vooruitgang en economische groei; ontkerkelijking en het verdwijnen van allerlei normen sinds de jaren zestig; een explosief groeiende fixatie op gezondheid waaraan ook onze omvangrijke gezondheidszorg nooit afdoende kan beantwoorden. Al deze factoren heten van invloed te zijn op de ongekende spirituele honger en de vele alternatieve praktijken van de laatste jaren. Hoewel de esoterie-golf zich voornamelijk lijkt te manifesteren onder redelijk goed opgeleide veertigers kan misschien toch ook aan de oorzaken voor de bloei ervan de vergrijzing worden toegevoegd. Want bij de sterk toenemende groep ouderen in onze samenleving speelt de dubbele kern van de esoterische opleving, het verlangen naar gezondheid en een hang naar 'Gene Zijde', nog eens extra duidelijk. Langzamerhand ontstaat er een oudere generatie met minder traditionele ideeën maar met minstens evenveel fysiek ongemak als de vorige. Omdat de geneeskunde tegenover de kwalen van de ouderdom uiteindelijk altijd tekortschiet en omdat door het naderend eind de aloude vraag naar de zin van leven en dood in het bejaarde gemoed rondspookt, is esoterisch gedachtengoed voor een grote groep opportuun. Voor dergelijke problemen heeft dit denken namelijk antwoorden klaarliggen in toegankelijke boekjes, tijdschriftrubrieken en televisieprogramma's. Zo is in de Verenigde Staten het zogeheten channeling populair. Tijdens optredens, die via radio en tv vaak door miljoenen worden bijgewoond, zoeken mediums contact met het hiernamaals, zodat raad verkregen kan worden en soms ook genezing, of minstens 'heelwording'. Ook in Europa krijgt channeling voet aan de grond. Op een congres over dit fenomeen in het Duitse Murnau schijnt een aantal deelnemers een piramide van ijzerdraad op het hoofd te hebben gedragen als antenne om berichten uit andere dimensies op te vangen.
ONVERSCHILLIGHEID
Wichmann beschrijft de geschiedenis van de veelsoortige esoterische
traditie,
uiteenlopend van joodse mystiek en Gnosis tot Rozenkruizers,
vrijmetselaars,
satanisme en theosofie, en hij schetst een aantal opvattingen over zaken
als
karma, magie, geesten, aura's, de Levensboom en het Watermantijdperk.
Ten
slotte gaat hij in op esoterische praktijken die nog altijd of weer
opnieuw in
zwang zijn, waaronder astrologie en tarot, meditatie en geestbezwering,
pendel
en wichelroede, tovenarij en gebed. Wichmann kiest voor een weinig
pretentieuze, licht sceptische maar ook tolerante aanpak in een soms
prettige
encyclopedie-voor-jongeren-stijl ("pas met de Grieken bevrijdde Europa
zich van
het mythische denken''). Temidden van de enorme hoeveelheid esoterische
pulp is
het zijn verdienste, zo niet een huzarenstukje, om de lezer die niet
naar
'heelwording' en 'persoonlijke verdieping' hunkert, te informeren zonder
voortdurend irritatie op te wekken.
Wichmann is echter minder kritisch dan de ondertitel van zijn boek doet
vermoeden. Weliswaar distantieert hij zich van gewinzucht en
oplichterij, van
de vermeende objectiviteit van allerhande gekkigheid die labiele
geesten zich
zoal in hun hoofd halen, van de haast gênante spiritistische
praktijken
waarin een dode opa nog zijn lievelingspijp zit te roken of van de
sektarische
starheid van veel antroposofen, maar hij mist misschien iets te veel de
verwonderde blik van de echte buitenstaander. Dat blijkt wanneer hij het
terrein van de esoterie tussen dat van wetenschap en religie situeert.
Wetenschap en esoterie sluiten elkaar uit, zo schrijft hij terecht, ze
zijn
onvergelijkbaar. De laatste werkt met symbolen en redeneert aan de hand
van
analogieën, waarmee gebeurtenissen zin en betekenis voor het leven
krijgen. Daarom kan een fysicus wel de oorzakelijke relatie tussen een
regendans en een regenbui ontkennen, maar niet het zinvolle verband van
die
twee voor de dansende indianen.
Zo'n vaker gehoord pleidooi voor bescheidenheid van de verschillende
domeinen
lijkt sympathiek. Toch overtuigt het niet. "Iemand die voor een
kapotte
wasmachine zit en bidt dat deze weer gaat draaien'', zegt Wichmann
namelijk,
"doet even grotesk aan als iemand die de uitkomsten van een orakel
statistisch
probeert te evalueren.'' Ik ben echter tamelijk benieuwd naar de
uitkomst van
het laatste en in het geheel niet naar die van het eerste. Maar zolang
je
orakels opvat als niets meer dan persoonlijke aforismen, is de
statistische
waardering ervan natuurlijk niet interessant. De betekenis van een
orakel gaat
wel degelijk verder dan die van een meerduidige boodschap die richting
aan het
leven kan geven, zoals een roman dat kan doen.
De auteur lijkt die beperkte zienswijze ten aanzien van astrologie en
tarot
aan hangen en het is jammer dat hij dit standpunt niet expliciet en over
de
volle linie verdedigt, want dat zou zijn positie sterker gemaakt
hebben.
ERVARINGEN
Dit is een voor dergelijk denken representatief misverstand. Want "iets
weten'' betekent drie dingen. Als iemand weet dat het Watermantijdperk
ophanden is, moet (a) die uitspraak waar zijn, (b) hij of zij van die
waarheid
overtuigd zijn en (c) over argumenten beschikken om die waarheid aan te
tonen.
Die laatste voorwaarde is niet onbelangrijk. Ik kan op de fiets stappen
en
ervan overtuigd zijn dat ik een lekke band krijg. Als dit gebeurt, wist
ik het
dan van tevoren of niet? Dat hangt ervan af, of ik argumenten had om
het aan
te nemen. En aan argumenten schort het nu juist precies in de
esoterie. Er is
in dit opzicht dan ook geen enkel verschil met religie.
Dat Wichmann niet de onbevangen blik van een buitenstaander heeft,
blijkt ook
uit de geschiedenis die hij van het esoterische denken schetst. Hij
kiest wel
voor een afstandelijke beschrijving, maar omdat hij kennelijk bang is
om de
esoterische praktijk belachelijk te maken, blijft elke
schilderachtigheid in
zijn boek achterwege. Door aldus kool en geit te sparen, wordt het
historisch
overzicht van een zo bont spektakel als de esoterische traditie onnodig
saai.
Want over processen tegen heksen en ketters is door het werk van een
aantal
historici inmiddels toch het nodige bekend.
Of neem de fascinerende en zeer omstreden Britse satanist Alcister
Crowley
(1875-1947), die schandaal verwekte met seksuele magie en veelzijdig
misbruik
van zijn volgelingen, en die nog altijd invloed heeft op magische orden
en
satansculten. Of de klopgeestrage in Amerika, nadat zich in 1848 bij de
familie Fox in Hydesville 'gecodeerde klopgeluiden' hadden voorgedaan.
Wichmann behandelt zulke dingen in afgemeten bewoordingen, zonder enige
opsmuk
en met weglating van alle details.
KRISHNAMURTI
Het is de vraag of je iemand het verwijt kan maken dat hij niet aan deze
misschien wat goedkope hang naar sensatie toegeeft. Wel is het jammer
als er
zo weinig aandacht besteed wordt aan wat de esoterische traditie in
ruimer
cultuurhistorisch perspectief betekent. Het ontstaan van een kloof
tussen
alchemie, astrologie en humeurenleer en aan de andere kant moderne
wetenschap
is intrigerend, en ook essentieel voor begrip van het ondergrondse
karakter
van esoterische kennis. Die kennis is ook relevant voor een aantal
kunstwerken
uit het verleden. Astrologie en obscure theorieën werpen een
ander licht
op bij voorbeeld Leonardo da Vinci en Dürer, op het werk van
Shakespeare
en op de Faust van Goethe. Juist dit soort dingen kunnen de
belangstelling van
de buitenstaander opwekken. Zo kan een toelichting op vrijmetselarij
het soms
wonderlijke libretto van Mozarts Zauberflöte verduidelijken. De
opgegeven
raadsels aan het einde van de opera zijn immers vrijmetselwerk van het
zuiverste water.
Verder is het een teken van te geringe distantie, dat Wichmann noch de
vele
anderen die over de geschiedenis van de esoterie publiceren, oog hebben
voor de
verstrekkende invloed die de romantiek de laatste tweehonderd jaar
hierop
heeft uitgeoefend. Want wie de rijk geschakeerde esoterische beweging
onder
één noemer probeert te brengen, zal ontdekken dat zich
hier het
bijna volledige filosofische programma van de romantiek openbaart.
Het holistisch adagium dat alles met alles samenhangt, de overgave aan
een
bezielde natuur, het voortdurend beroep op intuïtie, mystiek en het
verzet
tegen onze zo beperkt geachte verstandelijke vermogens, het denken in
alogieën, de rol van symbolen, reserve jegens materialisme en 'de'
techniek, bewondering voor volkswijsheid en voor geheime en
raadselachtige
zaken, belangstelling voor oosterse godsdiensten, het denken in
polariteiten en
het streven de eigen individualiteit te overstijgen door op te gaan in
een
ander of in een andere wereld - zie hier het romantisch gedachtgoed in
een
notedop. We treffen het aan bij de Engelse romantici en in de Duitse
romantiek
van de gebroeders Schlegel, van Novalis, Carus, Goethe en
Hölderlin. Wie
iets van de filosofische opvattingen van Coleridge of Wordsworth of van
het
(door Rudolf Steiner uitgegeven) werk van Goethe over Newtons
kleurenleer
leest, realiseert zich onvermijdelijk hoezeer de huidige esoterische
belangstelling een romantische reprise is.
KITSCH
Er zijn natuurlijk meer verschillen. Zo is er bij esoterici nauwelijks
aandacht voor de esthetische dimensie die in de romantiek centraal
stond. Waar
kunst in een esoterische context opduikt, beperkt ze zich tot
meditatieve New
Age-muziek, waarin kabbelende beekjes, regen en dierengeluiden in een
bos (de
zogenaamde earth sounds) of muzikaal behang van synthesizers zijn te
horen; of
tot antroposofisch geschilder in fletse, symbolisch bedoelde kleuren.
De moderne esoterie verschilt echter het meest van de romantiek in haar
ongebreidelde gezondheidsmanie en de onbeperkte behoefte aan
therapieën
die de zich bezongen levensangst moeten temperen, de behoefte aan 'heil'
en
'heelwording' die ook Wichmann lijkt te delen, al laat hij de
gezondheidscultus
grotendeels voor wat die is. In elk geval is hij geen verkondiger van
natuurgeneeswijzen en hij maakt zich tenminste niet schuldig aan die
kruidenvrouwtjestoon van een Klazien uit Zalk, die beweert dat ze haar
eigen
geneesmidelen moet bereiden omdat er geen dokter is in 'het kleine dorp'
waar
ze woont. (Per auto is men vanuit Zalk in tien minuten in Zwolle, per
postkoets binnen een uur.) Integendeel, hij protesteert tegen de zo
gangbare
'eigen schuld'-verklaring van veel alternatieve geneeskunde, die pijn
en leed
graag bagatelliseert "als uiterlijke bijverschijnselen van de lessen die
men in
het leven nu eenmaal te leren heeft''.
Gezien de frustraties die bij velen leven over de beperkingen van
wetenschap en
geneeskunst en gezien de stuurloosheid die even zo velen in onze steeds
complexere wereld ervaren, is er een goede kans dat de holistische en
alternatieve denkwijzen van de esoterie nog wel enige tijd in de
belangstelling
blijven. Daar is ook niets tegen, als we afzien van uitwassen en het
door
sommigen gewenste beroep op algemene middelen, om bij voorbeeld
homeopathie of
andere alternatieve therapieën te financieren, waarvan op zijn
zachtst
gezegd het rendement niet vaststaat. De een zoekt vertroosting bij een
symfonie
van Mahler, de ander bij extracten van herfstgentiaan en
kersepruimbloesem
volgens de Bach-bloesemtherapie. Zo heeft ieder zijn eigen recepten.
Niet
altijd als toegangskaartje voor Gene Zijde, maar wel na sluitingstijd
verkrijgbaar.
Renaissance van de esoterie. Een kritische oriëntatie
door
Jörg Wichmann 341 blz., Het Spectrum 1991, vert. Piet Hein Geurink
(Die
Renaissance der Esoterik, Kreuz Verlag 1990), f 44,90 ISBN 90 274 2851
4
(Uit NRC HANDELSBLAD
|
|
NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (23 maart 1996 / web@nrc.nl) |