Debat-Enschede: hoop wol, weinig actie
Wethouders in Enschede traden af
na de vuurwerkramp. Haagse politici menen dat het beter is om te 'leren
van je fouten'. Ze voelen het niet, vinden Enschedeërs.
Door onze redacteuren BRAM POLS en MARTIN
STEENBEEKE
ENSCHEDE/DEN HAAG, 28 APRIL. Het is de voelbare emotie die volgens
betrokkenen in Enschede het verschil heeft gemaakt in het debat dat de
gemeenteraad eerder voerde en de Tweede Kamer deze week. Waar het debat
in Enschede over het rapport van de Commissie-Oosting leidde tot het
aftreden van twee wethouders - nog voordat er moties van afkeuring
konden worden ingediend - bleven moties van een zelfde strekking in Den
Haag zonder gevolgen. De reden ligt voor de hand. Enschedese politici
leven en werken in een stad die nog dagelijks met de vuurwerkramp wordt
geconfronteerd. De Haagse politici die deze week aan het Binnenhof het
woord voerden hebben hooguit een keer een bezoek gebracht aan het
rampgebied, als ze dat al hebben gedaan. " Het klinkt misschien hard",
zegt PvdA-raadslid en oud-partijvoorzitter M. van Hees, "als deze ramp
zich in Den Haag had afgespeeld en niet in Enschede, was het een heel
ander debat geworden."
D66-Kamerlid Scheltema-de Nie merkte in de tweede termijn van het debat
op dat de bewindslieden "heel diep door het stof zijn gegaan" wat
betreft het falend overheidsbeleid. Minister De Vries (Binnenlandse
Zaken) verklaarde bovendien dat het kabinet "diep begaan" is met het
lot van Enschede. Dat neemt niet weg dat zeker Enschedese politici deze
week de Haagse betrokkenheid misten. "Zij kunnen zich niet voorstellen
wat voor impact zo'n ramp heeft op de stad", zei de afgetreden
wethouder E. Koopmans (VVD) na afloop van het debat in de Tweede Kamer.
"De emotie in Den Haag was er in het begin van het debat zeker even,
maar smoorde snel in technische uitleg", aldus voorzitter A. Vasse van
de Belangenvereniging Slachtoffers Vuurwerkramp. Als voorbeeld noemt
hij het technocratische optreden van minister Pronk (VROM). "Als je
ziet hoe kommaneukerig hij zich verweert, dan heb je ieder contact met
de werkelijkheid verloren."
Hoewel met name de fracties van D66, GroenLinks en SP de acht betrokken
bewindslieden nadrukkelijk in overweging hadden gegeven hun zetel af te
staan, was al meteen gebleken dat daar geen denken aan was. Het
'brengen van een offer' aan de gedupeerden van Enschede in de vorm van
het opstappen van één of meer bewindslieden, zoals
Scheltema dat noemde, bleek niet de inzet van het kabinet. Vorig jaar
vielen er op 13 mei 22 doden, duizenden mensen raakten gewond en een
woonwijk ging de lucht in, mede als gevolg van een falend beleid van de
rijksoverheid, maar dat moest volgens De Vries niet worden
gecompenseerd door het vertrek van bewindslieden. Hij haalde daarbij het
voorbeeld aan van de Portugese minister Coelho, die door deze krant is
geprezen omdat hij na het instorten van een brug onder het gewicht van
een brug onverwijld zijn biezen pakte. "Ik heb die lof niet begrepen",
zei De Vries. Hij bepleit in zo'n geval "dat de minister naar de
volksvertegenwoordiging gaat om uit te leggen hoe het in vredesnaam
mogelijk is dat dit is gebeurd. Ik vind het niet de goede manier als
men zegt: ik ga weg".
Waar de Enschedese wethouder Buursink (PvdA) bij zijn aftreden stelde
dat het niet zo kon zijn dat iedereen na de ramp weer over gaat tot de
orde van de dag, bleek Den Haag daar anders over te denken. De Vries
stelde de vertrouwensvraag niet aan de orde: "Het gaat niet om de
persoon maar om het ambt", waarmee hij een indirect verwijt zond naar
de Enschedese wethouders Buursink en Koopmans die wel zijn
'weggelopen'. Dat is in elk geval bij Koopmans slecht gevallen.
"Buursink en ik zijn niet weggelopen. Wij hebben juist onze
verantwoordelijkheid genomen", zegt Koopmans. Daarmee is duidelijk
geworden dat het begrip politieke verantwoordelijkheid in Den Haag
anders wordt uitgelegd dan in Enschede. Als verklaring kan worden
gegeven dat de directe politieke verantwoordelijkheid in Enschede veel
duidelijker lag dan in Den Haag. De schuldvraag werd op lokaal niveau
neergelegd bij Buursink en Koopmans, als portefeuillehouders van milieu
en bij burgemeester Mans, als hoofd van de brandweer. Het
zwartepietenspel was daarmee een stuk overzichterlijker dan in Den
Haag, waar acht bewindslieden achter de regeringstafel zaten.
In Den Haag botsten twee opvattingen over zuiver staatsrechtelijke
verhoudingen, die volgens De Vries bijeenkomen in het leerstuk van 'de
zingeving'. Het was 'het offer' van Scheltema-de Nie en de rest van de
oppositie tegenover 'het leren van je fouten' van De Vries. Wat heeft de
voorkeur: een minister die opstapt omdat hij elk vertrouwen verloren
heeft bij de burger, of een minister die fouten heeft begaan, maar
daarom als geen andere weet hoe ze in de toekomst te vermijden ? Het
staatsrecht gebiedt, volgens De Vries, dat het 'erbij neergooien van
het bijltje zín moet hebben'. In de Tweede Kamer werden de
ministers wel ter verantwoording geroepen. PvdA-woordvoerder Wagenaar
richtte haar kritiek vooral op minister De Grave (Defensie,VVD),
terwijl VVD-woordvoerder Van den Doel zijn pijlen richtte op Pronk
(VROM,PvdA). D66-woordvoerster Scheltema-de Nie gaf alle bewindslieden
in overweging om af te treden, maar had van haar partij enkel minister
Borst (Volksgezondheid) achter de regeringstafel, die hooguit iets op
het punt van ambulance-vervoer kon worden verweten. In Den Haag moest
een stevige inbreng voor het debat dus van de oppositie-fracties komen.
In Enschede heeft het Haagse debat weinig indruk gemaakt. "Een hele
hoop wol, weinig actie", vatte Koopmans drie dagen debatteren samen.
Enschedeërs en slachtoffers van de ramp in het bijzonder putten nu
hoop uit het enige concrete dat het debat heeft opgeleverd: een
Kamerbreed verzoek om ook immateriële schade te vergoeden. En daar
bleek minister De Vries precies niets van te willen weten.