Bij analyse rampen past geen trendy
bestuurskunde
In hun reacties op de rampen in
Enschede en Volendam laten bestuurskundigen zich al te vaak leiden door
'trendy' ideetjes, meent Willem Trommel.
We leven in een complexe risicosamenleving. Hoe vaak ben ik dit
zinnetje nu al tegengekomen in geleerde beschouwingen over de
gebeurtenissen in Volendam en Enschede? Het is een populair zinnetje,
vermoedelijk omdat je er alle kanten mee op kunt. Neem de stukken die
de bestuurswetenschappers Huls en Derksen recent in deze krant schreven
naar aanleiding van het rapport-Oosting. Beiden zinspelen op de
risicosamenleving als achterliggende verklaring voor de tragiek die
zich heeft afgespeeld.
Risicosamenleving? Er is een vuurwerkfabriek in een woonwijk ontploft.
Zulke industriële ongelukken deden zich meer dan honderd jaar
geleden nog veel vaker voor, maar geen mens die er toen aan dacht te
theoretiseren over een risicosamenleving. Derksen maakt het helemaal
bont als hij ook nog eens de ongekende samenleving ten tonele voert.
Een bekend argument: risico's zijn ongrijpbaar geworden, omdat ze zich
in ondoorzichtige netwerken ontwikkelen. Dat mag vooralsnog waar zijn
voor het risico van een computervirus, met de vuurwerkramp heeft het
helemaal niets te maken. Beter dan ooit kennen we de gevaren van
explosieve stoffen en beter dan ooit snappen we dat het riskant is
zulke stoffen in een woonwijk op te slaan. Hoezo ongekend? De hang naar
modieuze concepten is soms groot in de bestuurskunde. Men wil graag
adviseren maar vergeet dan dat daarvoor eerst gedegen onderzoek nodig
is. Een en ander komt ook naar voren in de lichtvoetige pleidooien voor
zogenaamd 'onderhandelend bestuur'. Huls en Derksen menen dat
onderhandelend bestuur prima past bij een samenleving vol ongekende
risico's en tanend geloof in hiërachisch gezag. Het zal wel, maar
was er juist op dit vlak niet iets mis gegaan in Enschede en Volendam?
Mits juist uitgelegd, valt wel wat te leren van wat sociologen als
Ulrich Beck en Anthony Giddens over de risicosamenleving te berde
brengen. Uit hun werk komt naar voren dat de vraag naar de beste
overheidsreactie op de risicosamenleving vooralsnog verkeerd is
gesteld. Politiek en bestuur zijn namelijk al lang in beweging gekomen.
Het wezenskenmerk van de risicosamenleving is juist dat er een ware
politieke klopjacht op risico's is losgebarsten. Wij, moderne burgers,
wensen niet langer slachtoffer te worden van pech en noodlot, en dus
zetten we alles op alles om potentiële gevaren vroegtijdig te
onderkennen en deze te beteugelen waar dat maar kan. Ongetwijfeld
speelt onderhandelend bestuur daarbij een rol, maar evengoed past hier
het beeld van de hiërarchische, autoritaire overheid die het
maatschappelijk leven tot diep in de private huishoudens inspecteert.
Dit leidt tot een paradox. De moderne burger eist totale veiligheid,
maar tegelijkertijd weten we dat het steeds moeilijker is geworden om
te sturen en te beheersen. Het gevolg is dat overheden ernstig op drift
raken, overigens mede door toedoen van al te lichtvaardige adviezen.
Misschien is het tijd om eens nuchter na te denken over de inrichting
van verschillende soorten overheden. Er kunnen drie klassieke
kernfuncties aan de overheid worden toebedacht: beleidsontwikkeling,
leverantie van publieke diensten (van paspoort tot welzijn) en toezicht
op het naleven van regels. De wezenlijke vragen luiden nu als volgt.
Zijn dit inderdaad nog steeds de kernfuncties of zijn er inmiddels ook
nog andere? Is het zinvol en mogelijk de verschillende functies in
afzonderlijke organisaties onder te brengen? En welke wettelijke
grenzen dienen we te stellen aan het handelen van deze organisaties?
Bestuurskundigen zouden er goed aan doen wat meer afstand van de macht
te nemen om vervolgens na te gaan hoe de op drift geraakte overheden
nog getemd kunnen worden. Overheden die marktwerking invoeren waar dat
niet kan (het spoor) en onderhandelingen beginnen waar ze eigenlijk
moeten straffen (de wetsnaleving), zijn de weg kwijt. Die weg wordt
niet teruggevonden door het lanceren van trendy ideetjes, maar door een
grondige speurtocht naar nieuwe ordeningsprincipes. Pas als die
principes opnieuw helder zijn, kan ten slotte ook worden nagegaan of
het gedogen inderdaad een waardevol onderdeel vormt van de moderne
rechtsstaat.
Willem Trommel is universitair hoofddocent Bestuurssociologie aan de
Universiteit Twente.