Oosting zag iets over het hoofd in Enschede
Ondanks de vele rapporten over
de vuurwerkramp in Enschede komen er nog steeds nieuwe feiten naar
boven. Er zijn enige aanwijzingen dat er minder slachtoffers hadden
hoeven vallen als de brandweer beter had geopereerd.
Door onze redacteuren HARM VAN DEN BERG en KAREL KNIP
ROTTERDAM, 23 MAART. Dit is de week van de politieke conclusies over de
vuurwerkramp in Enschede. Maandag vergaderde de Enschedese gemeenteraad
- twee wethouders legden hun functie neer -, woensdag Provinciale
Staten van Overijssel en vandaag wordt het kabinetsstandpunt verwacht
over het rapport van de commissie-Oosting die de ramp onderzocht.
In dat rapport zijn immers de feiten neergelegd. Honderd gekwalificeerde
medewerkers, tien miljoen gulden moesten zorgen voor de
waarheidsvinding. Het 2.000 pagina's tellende rapport werd vorige maand
met lof ontvangen. Maar verschaft de commissie-Oosting werkelijk
voldoende inzicht in de loop van de gebeurtenissen op 13 mei tussen
drie uur en kwart voor vier 's middags, tussen het moment dat de brand
werd ontdekt en de fatale explosie? Nauwgezette bestudering van het
rapport en eigen onderzoek tonen aan dat de commissie essentiële
vragen onbeantwoord laat: over het optreden van de brandweer, over de
uitbreiding van de brand tot de fatale explosie en over de reconstructie
van de vuurwerkvoorraad.
De belangrijkste nalatigheid van het rapport-Oosting, en in dat van de
Inspectie Brandweerzorg waarop zwaar werd geleund, is dat het
voorbijgaat aan sterke aanwijzingen dat de vijfkoppige brandweerploeg -
die de eerste twintig minuten als enige het vuur bij S.E. Fireworks
moest bestrijden - zich op zeker moment geheel terugtrekt van het
terrein. Als rond 15.20 uur opeens heel veel vuurwerk naar buiten komt
en de directeuren van Fireworks het terrein ijlings verlaten, sluit ook
de blusploeg zich bij de terugtocht aan. Dat wil zeggen, de Enschedese
fotograaf Reinier van Willigen fotografeerde de brandwachten zowel bij
het naar buiten komen als, later, bij het weer naar binnen gaan. De
Inspectie Brandweerzorg (van het ministerie van Binnenlandse Zaken)
ontkent juist met klem dat de ploeg van de eerste 'uitruk' (de 'ploeg
hoofdpost') zich heeft teruggetrokken. Aanvankelijk ging de inspectie
daar wel vanuit (op grond van verklaringen van andere brandweerlieden)
maar ze heeft haar oordeel herzien op grond van nieuwe
getuigenverhoren.
De Inspectie gaat er nu vanuit dat Van Willigen niet de ploeg hoofdpost
fotografeerde, maar een ploeg vrijwillige brandweerlieden (van de
'sectie oost') die zich te voet kwam melden bij de coördinerende
officier van dienst en die zich - kennelijk - lange tijd werkloos bij
diens standplaats ophield omdat hij in mobilofoon-overleg was.
Maar de eigen feitenreconstructie van het Inspectierapport sluit uit dat
het de sectie oost was. Het rapport bevat een tijdschema waarin wordt
beschreven hoe de sectie oost ongeveer een minuut vóór de
explosie die de eigenaren van Fireworks het terrein afdreef (en in hun
kielzog minstens vier brandweerlieden), 'op een draf' vertrok. Tijdens
hun tocht naar de wagen zien ze dat 'de vuurwerkontploffingen achter de
bunkers heftiger worden'. De ambulance-broeder voor de poort van
Fireworks meldt 'een enorme explosie' en 'grote paniek'. Bovendien
filmde verslaggever Danny de Vries een ploeg brandweerlieden die zich
rustig voor de poort van Fireworks ophoudt, terwijl op hetzelfde moment
de auto van de sectie oost al hoorbaar en zichtbaar wegrijdt.
"De tijden in ons rapport moeten dan wel onjuist zijn," is de reactie
van de Inspectie tegenover deze krant. "Ze moeten worden aangepast.
Voor ons staat vast dat de ploeg die Van Willigen tussen 15.20 uur en
15.21 uur fotografeert, uit vrijwilligers bestond. Je ziet het aan de
kleding: in Enschede dragen beroepsbrandweerlieden altijd uniformen met
een dubbele reflecterende streep dwars op mouw en broekspijp. De
Enschedese vrijwilligers hebben dat nooit." Maar de inspectie erkent dat
tussen een andere gefotografeerde ploeg beroepslui wel degelijk iemand
zónder dubbele strepen rondliep. Bovendien blijkt uit een foto
van Van Willigen dat minstens een van de beroepsmensen die op
het Fireworks-terrein stond te blussen, weer géén dubbele
strepen had. Aan een terugtocht van de ploeg van de hoofdpost wordt in
brandweerkringen, en ook bij de Inspectie Brandweerzorg, zwaar getild.
Er zou uit kunnen worden afgeleid dat de ploeg het risico groter vond
dan tot nu toe in de rapporten is opgegeven en dat zij dus ten
onrechte niet besloot tot ontruiming van de straat en de omliggende
woningen. Veel van de slachtoffers bevonden zich juist op deze straat
en in die huizen.
De commissie Oosting noteert: 'Ook het overhaaste vertrek van een van
eigenaren en een medewerker van S.E. Fireworks omtrent 15.21 uur had
moeten worden opgevat als een signaal van naderend onheil, en als
aanleiding tot een daarop afgestemde bijstelling van het optreden tot
dan toe'. Als aanleiding tot evacuatie, bedoelt Oosting. Op zijn
minst had de ploeg bij terugkeer binnen de muren van Fireworks het
terrein opnieuw grondig moeten verkennen. Het rapport-Oosting gaat niet
in op de vertraging die andere brandweerploegen op. Hierdoor kreeg de
hoofdploeg pas in de laatste minuten voor de fatale explosies feitelijk
bijstand van andere brandweerploegen. Sectie-oost moest op zijn tocht
naar de blusopdracht bij machinefabriek Thole eerst politieauto's
wegslepen die dwars op de weg stonden - dat duurde ten minste zes
minuten, volgens de bevelvoerder. De beroeps-brandweerploeg
van 'post zuid' werd om 15.07 uur gealarmeerd en was om 15.18 uur 'ter
plaatse' voor machinefabriek Thole, maar blijkt pas om 15.25 uur het
terrein op te kunnen. De ploeg heeft, zo suggereert een kanttekening in
het Inspectierapport, voor een slagboom staan wachten. Dat dit zeven
minuten duurde, acht de Inspectie 'onmogelijk'. Wat de tijdspanne
wel verklaart, kon men niet achterhalen. "Op een gegeven moment moet je
de onderzoekers stoppen en je rapport afsluiten", aldus een medewerker.
De verklaring van de fatale ontwikkeling van de brand tot de laatste
explosie is in de rapporten weinig meer dan een hypothese. Van de
centraal gelegen loodsen C2 en C4 slaat het vuur over naar de
zeecontainers en de zogeheten Mavoboxen er omheen. De daaropvolgende
ontploffing van zeecontainer E2 zet vervolgens de centrale bunker in
vlam en dan volgt de laatste, fatale explosie. Volgens het Nederlands
Forensisch Instituut is de inhoud van container E2 omstreeks 15.34 uur
explosief verbrand door een vuur dat 'zeer waarschijnlijk minimaal een
half uur' naast de container heeft gewoed, in de beruchte driehoek
tussen containers E2 en E15 en de erfafscheiding. Het heeft veel van een
constructie achteraf: het vuur moest wel een half uur hebben
gewoed, want uit proeven van TNO is gebleken dat een 'beperkte externe
brand' binnen een half uur tot ontbranding van de inhoud van de
container kan leiden. In feite is van het betreffende vuur niets meer
bekend dan dat het om 15.28 uur werd ontdekt en twee minuten later werd
bestreden.
De 'lage steekvlam', die omstreeks 15.34 uur uit zeecontainer E2 naar
het centrale bunkercomplex schiet, kan uitsluitend worden
afgeleid uit de videobeelden die cameraman Gerrit Poort daarvan maakte.
Poorts positie op het dak van de Bamshoeve was verre van gunstig. Hij
zag het terrein perspectivisch verkort en moest door de bomen en de
dichte rook heen filmen. Het begin van de steekvlam zelf kwam niet in
beeld. De enige brandweerman die de steekvlam zelf van nabij
zag, heeft zijn waarneming zo vaag geformuleerd dat hij keer op keer
anders is geïnterpreteerd. In het feitenrelaas dat de Inspectie
Brandweerzorg in november opstelde, komt de vlam uit de richting van
E3-E7, in het inspectierapport (januari) uit E2-E3. De Arbeidsinspectie
hield het op E3/7-E15/16. In het NFI-verslag en het rapport Oosting komt
de vlam uiteindelijk uit E2. De Inspectie Brandweerzorg zegt die
opvatting inmiddels te delen. Een andere discutabele conclusie uit het
rapport-Oosting is dat bij S.E. Fireworks te veel vuurwerk lag. Voor
haar berekening vroeg de commissie vier Fireworks-medewerkers om uit
hun geheugen schatten hoe vol de loodsen lagen: een kwart vol, een
derde vol, half vol, driekwart vol of geheel vol? Vervolgens werd
uitgerekend hoeveel ruimte (in m3) dus door vuurwerk werd ingenomen en
daarna is dat getal vermenigvuldigd met het gemiddeld soortelijk
gewicht van verpakt vuurwerk.
Deze exercitie brengt de commissie op een totaal van 177 ton vuurwerk -
volgens de vergunning mocht er ruim 158 ton liggen. Maar de foutenmarge
bij een dergelijke wijze van berekening zou wel eens twintig procent
kunnen zijn. Dat betekent dat de commissie er ruim 35 ton naast kan
zitten en dat biedt zeker onvoldoende bewijs voor illegaal handelen.