Dossier Ramp Enschede
Nieuws
Logboek
Onderzoek
Feiten
Slachtoffers
S.E. Fireworks
Vuurwerk en veiligheid
Reageer
Links
|
Gun de bestuurder zijn 'day in court'
De gemeenteraad van Enschede
rondde gisteren het debat af over de vuurwerkramp. Wethouder Koopmans
gaf aan dat zij zou aftreden nadat ze in de raad verantwoording had
afgelegd. Volgens Ron Niessen verdient het voorbeeld van Koopmans
voor de toekomst meer navolging, dan dat van haar collega Buursink, die
al voor het debat aftrad.
Politieke verantwoordelijkheid van bestuurders wordt de laatste tijd
vooral door de media te vaak meteen vereenzelvigd met 'koppen rollen'.
Via: 'U moet uw eigen verantwoordelijkheid nemen', en: 'Dit kunt u niet
voor uw verantwoording nemen', wordt al snel de vraag gesteld: 'Waarom
treedt u niet af?'Zo zit echter het begrip politieke
verantwoordelijkheid van bestuurders, staatsrechtelijk niet in elkaar.
Bij dat begrip zijn drie fasen te onderscheiden.
Fase 1 is die van het antwoorden, of zoals de Groningse
staatsrechthoogleraar Elzinga het uitdrukt: de informatiefase. Ministers
hebben ingevolge artikel 68 van onze Grondwet bijvoorbeeld de plicht aan
het parlement alle informatie te geven waarover zij de beschikking
kunnen krijgen. Behalve als het belang van de staat zich daartegen
verzet, maar in de praktijk wordt die uitzondering zeer beperkt
uitgelegd. Het is vooral daarom dat staatsraad Hoekstra de
ministeriële verantwoordelijkheid ooit eens 'oeverloos' heeft
genoemd.
In de tweede fase wordt politieke verantwoordelijkheid van
bestuurders al wat meer ingebed. Die fase is die van het zich
verantwoorden, of in de woorden van Elzinga: de debatfase. Dan
verantwoordt de bestuurder zich ten overstaan van de
volksvertegenwoordiging over handelen of nalaten, van zichzelf of van
zijn personeel, al naar gelang zijn bevoegdheid of onbevoegdheid.
De derde fase is de ultieme fase: die van de vertrouwenskwestie, of
zoals Elzinga het uitdrukt: de sanctioneringsfase. In die fase gaat het
niet meer om de juridische vraag van de omvang van de plicht van de
bestuurder om te antwoorden (fase 1) of om de omvang van de bevoegdheid
van de betrokken bestuurder (fase 2), maar om de politieke vraag voor de
volksvertegenwoordiging: 'Kunnen wij aan deze persoon nog de
verantwoordelijkheid voor de hem toevertrouwde portefeuille laten?'Alle
drie de fasen behoren tot het begrip: politieke verantwoordelijkheid van
bestuurders. Dat ligt nu eenmaal aan de betekenis van het woord
'verantwoordelijkheid' in de Nederlandse taal. Nu doet zich de
merkwaardigheid voor dat sommigen die ultieme derde fase niet alleen
onderscheiden van de andere twee fasen, maar die ook scheiden van de
andere fasen. Het hoofdredactioneel commentaar in deze krant van 10
maart lijkt dat te doen, net als de afgetreden wethouder Buursink. De
laatste beargumenteerde zijn standpunt als volgt: "Wie persoonlijk zijn
politieke verantwoordelijkheid wil nemen, moet dat doen
vóór het debat. Daarin gaat het namelijk niet meer om
verantwoordelijkheid, maar om de vertrouwensvraag" (Binnenlands
Bestuur, 16 maart). Ik heb respect voor het standpunt van Buursink.
Hij voorvoelde kennelijk dat zijn positie onhoudbaar was geworden. Maar
het hierboven geciteerde argument van Buursink deugt niet. In feite
leidt deze loskoppeling van de fase van de vertrouwensvraag van de
andere twee fasen tot hetzelfde effect als de hierboven gewraakte
vereenzelviging van politieke verantwoordelijkheid van bestuurders met
'koppen rollen'. Sterker nog: de afgetreden bestuurder ontloopt daarmee
de fase van het antwoorden en zich verantwoorden. Daarmee doet hij
zichzelf en de volksvertegenwoordiging geen dienst. De
volksvertegenwoordiging niet, omdat deze dan niet meer in staat is het
antwoorden en het zich verantwoorden van de afgetreden bestuurder aan te
horen. Het uitoefenen van democratische controle langs die weg, niet
alleen controle op de bestuurder, maar via hem ook op het ambtelijk
apparaat, is voor de volksvertegenwoordiging niet goed meer mogelijk. En
hij doet er zichzelf geen dienst mee, omdat hij daardoor de gelegenheid
voorbij laat gaan om alles nog eens uit te leggen. Daarom vind ik dat
burgemeester Mans en de overgebleven wethouders, met inbegrip van
mevrouw Koopmans, niet alleen de staatsrechtelijk juiste, maar ook de
bestuurlijk juiste weg hebben gevolgd, door zich in de raadsvergadering
te willen verantwoorden. Dat geeft blijk van een juist inzicht in de
functie van de democratische controle door de raad. Om het in een van
betekenissen van het woord 'verantwoordelijkheid' uit te drukken: zij
liepen niet weg voor hun verantwoordelijkheid.
Wie vindt dat zij al hadden moeten aftreden vóór het debat
in de raad, gunt hun niet de gelegenheid alles uit te leggen en
eventueel zichzelf of hun ambtenaren te verdedigen of verwijten te
maken. De eerste de beste overtreder van het strafrecht heeft recht op
zijn 'day in court'. De eerste de beste burger aan wie een vergunning is
geweigerd voor de bouw van een duivenhok, heeft dat recht ook. Gun dan
ook de bestuurder zijn 'day' in zijn 'court': de
volksvertegenwoordiging. Wethouder Koopmans heeft met de aankondiging
van haar aftreden gewacht tot haar 'day in court' was gekomen, zodat zij
in de raad verantwoording kon afleggen. Zij trad hiermee in de sporen
van de toenmalige commissaris van de koningin in Zuid-Holland (debat in
Provinciale Staten over de Ceteco-affaire), en in die van de toenmalige
burgemeester van Groningen (raadsdebat over rellen in de
Oosterparkbuurt). Dit geeft me de aanbeveling in voor toekomstige
gevallen: gun de betrokken bestuurder de gelegenheid om in het openbaar
aan 'zijn' volksvertegenwoordiging verantwoording af te leggen - het
wezen van het begrip politieke verantwoordelijkheid - en gun hem ook de
gelegenheid om ten overstaan van zijn 'forum' waardig af te treden.
Prof.mr. C.R. Niessen is bijzonder hoogleraar op de Ien Dales
Leerstoel (De overheid als arbeidsorganisatie) aan de Universiteit van
Amsterdam, en daarnaast zelfstandig beleidsadviseur.
|
NRC Webpagina's
20 maart 2001
|