Oosting had schuldigen moeten aanwijzen
De commissie-Oosting, die de
vuurwerkramp in Enschede onderzocht, was bevoegd een concreet oordeel
uit te spreken over de schuldvraag, vindt Nick Huls.
De advocaat R.W. Polak betoogde maandag op de Opiniepagina dat een
onderzoekscommissie zich moet beperken tot het vaststellen van de
feiten. Het oordelen en het aanwijzen van schuldigen zou een dergelijke
commissie beter aan de rechter en politieke organen kunnen overlaten.
Polak zet twee werelden tegenover elkaar. Enerzijds is er de wereld van
politici en bestuurders, die ervoor gekozen hebben te worden beoordeeld
naar vage en aan mode onderhevige normen. Politiek kan een vuil spel
zijn en de uitkomsten zijn lang niet altijd fair. Daartegenover zet hij
de burgers en bedrijven, wier strafrechtelijke schuld en
civielrechtelijke aansprakelijkheid uitsluitend kunnen worden
vastgesteld na een zorgvuldig, eerlijk proces waarin onafhankelijke
rechters het laatste woord hebben. Omdat de commissie-Oosting geen
wettelijke status heeft, is zij volgens Polak niet democratisch
gelegitimeerd om gezaghebbend oordelen uit te spreken en schuldigen aan
te wijzen. Hij zal dus tevreden zijn over het eindrapport van de
commissie-Oosting, waarin de schuldvraag niet expliciet wordt
beantwoord.
Er zijn echter forse bezwaren tegen deze formalistische zienswijze, die
ertoe leidt dat de nasleep van de ramp zal smoren in gefragmenteerde en
trage verantwoordingsprocessen in zeer verschillende gremia en aan de
hand van uiteenlopende normen: een strafrechtelijke vervolging hier,
een letselschadezaak daar, en moties van afkeuring en plannen van
aanpak op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau. Kortom, de
verkokerde overheid herneemt haar vertrouwde loop, terwijl de kans op
een integrale reactie niet wordt benut. Tegenover Polak stel ik dat de
commissie-Oosting vanwege haar brede mandaat juist wel volledig
gelegitimeerd is om een concreet oordeel uit te spreken over de
schuldvraag. De commissie is geen rechterlijk college, maar haar
onafhankelijkheid staat buiten kijf. De brede samenstelling, de middelen
en de tijd die zij ter beschikking had, de verschillende soorten
expertise die erin vertegenwoordigd zijn en de vrijheid die de commissie
bij haar opdracht is gegeven, vormde juist een solide basis voor een
brede aanpak. De tegenstelling die Polak construeert tussen de strikt
genormeerde en procedureel correcte wereld van het recht en het unfaire
politiek bestuurlijke proces is onjuist en achterhaald. Onjuist omdat
ook de civielrechtelijke aansprakelijkheid van burgers en bedrijven
wordt vastgesteld aan de hand van open betamelijkheidsnormen waarbij de
rechter achteraf oordeelt wat hij in een concreet geval zorgvuldig
vindt. Polaks beeld is verder achterhaald omdat de Nederlandse
bestuurscultuur zich al enige tijd heeft verwijderd van de
rechtstatelijke kaders die Montesquieu formuleerde. Tegenwoordig kiest
de overheid voor 'netwerksturing', onderhandelend bestuur en streeft ze
naar 'win-win'-situaties in publiek-private samenwerkingsprocessen. De
scheiding tussen het publieke domein en het private belang is in de
praktijk vaak poreus. Men kan dit betreuren, maar een terugkeer naar de
oude verhoudingen is volkomen illusoir. Als er dan zaken fout gaan, is
het veel te gemakkelijk een dubbele moraal te prediken.
Ik verwerp de stelling dat tegenover politici en bestuurders alles
geoorloofd is, maar dat burgers en bedrijven lammeren zijn wier onschuld
vaststaat tot het tegendeel bewezen is. Deze schets past in het credo
van Ronald Reagan dat de overheid 'niet de oplossing, maar het probleem'
is. De afgelopen decennia is er een langdurig en intensief ideologisch
offensief ontketend waarbij de markt werd verheerlijkt en
overheidsregulering vooral werd gezien als 'last voor het
bedrijfsleven'. In een door technologische en economische impulsen
gedreven risicomaatschappij zijn deskundige en onafhankelijke
controleambtenaren echter bitter hard nodig. Maar de overheid is haar
traditionele gezagspositie kwijtgeraakt en er is een gebrek aan
zelfvertrouwen ontstaan. Nederland is terechtgekomen in een situatie van
private rijkdom en publieke armoede, ook in normatief opzicht. In de
handhavingssfeer verloor het stoere 'je maintiendrai' steeds meer
terrein aan het dubbelzinnige 'we komen er samen wel uit' .
In de tijd dat de overheid voor zichzelf de terugtred predikte en de
eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven onderstreepte, heeft
zij zelf iets stuurloos gekregen. Er bestaat geen duidelijke normatieve
visie meer op de rol van de overheid. De verschillende publieke en
private belanghebbenden zien zichzelf als 'ketenpartners', zonder
duidelijk afgebakende eigen verantwoordelijkheden. De 'win-win'-
retoriek uit het keten- en netwerkrepertoire verstomt echter zodra er
doden vallen en omvangrijke schade wordt aangericht. Dan kijkt iedereen
ineeens weer uitsluitend naar de overheid, die diep in de buidel moet
tasten. Dit is echter een verkeerde reflex. Niemand wordt wijzer van een
niet-gekozen burgemeester die symbolisch zijn ambtsketen aan de wilgen
hangt. We moeten dieper graven, en de verantwoordelijkheden van het
bedrijfsleven mogen niet onbesproken blijven. Bij integraal
veiligheidsbeleid hoort een dito ketenaansprakelijkheid voor de private
en publieke partners. Oosting c.s. hebben de schuldvraag weliswaar niet
expliciet willen beantwoorden, maar zij spreken wel degelijk over een
'tekortschietende' lokale overheid. Terecht heeft een Enschedese
wethouder inmiddels besloten af te treden. Andere vragen zijn eveneens
simpel te beantwoorden. De bedrijfsleiding van SE Fireworks kan zich
niet verschuilen achter onwetendheid over de classificatie van vuurwerk,
en uiteraard is minister De Grave volledig politiek verantwoordelijk
voor een niet functionerend en onderbemand bureau van zijn departement.
Er zijn echter ook moeilijker vragen. Wie is politiek verantwoordelijk
voor de langs elkaar heen werkende departementen? Art. 45 van de
Grondwet bepaalt dat de ministerraad de eenheid van het beleid
bevordert. De minister-president heeft op grond van het Reglement van
Orde van de ministerraad de bevoegdheid om te beslissen welke minister
verantwoordelijk is als daarover onduidelijkheid bestaat. Had de premier
niet in moeten grijpen toen geen enkele minister de impasse meldde? Aan
de kant van het bedrijfsleven beperken de verantwoordingsvragen zich
niet tot de leiding van SE Fireworks. Welke normen hebben branchegenoten
en importeurs opgesteld en hoe zijn deze gehandhaafd? Het zou verder
interessant zijn te weten hoe verzekeraars de risico's voor de locatie
van gevaarlijke bedrijven inschatten en verdisconteren in de
verzekeringspremie. Dit soort vragen speelt uiteraard bij meer riskante
activiteiten dan alleen de opslag van vuurwerk. Burgers en bedrijven
moeten meer prikkels krijgen om acht te slaan op de publieke veiligheid.
De overheid kan het niet alleen. Oosting c.s. roepen op tot een
'culturele revolutie' bij de overheid en Minister de Vries antwoordt
gretig dat 'alles anders moet'. Het is voldoende dat deze terugtredende
ketenpartner zonder richtinggevoel schuld bekent voor de dwaalwegen die
hij heeft ingeslagen en zich herneemt. Het is gewenst dat alle
verantwoordelijken, binnen en buiten de overheid, beoordeeld worden aan
de hand van min of meer dezelfde normen. Noch voor terughoudendheid,
noch voor de dubbele standaard, die Polak bepleitte, bestaat een goede
grond.
Nick Huls is hoogleraar rechtssociologie aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam en de Universiteit Leiden.