Dossier Ramp Enschede
Nieuws
Logboek
Onderzoek
Feiten
Slachtoffers
S.E. Fireworks
Vuurwerk en veiligheid
Reageer
Links
|
Mythen belemmeren rampaanpak
Vandaag heeft de Commissie-
Oosting haar eindrapport uitgebracht over de vuurwerkramp in Enschede.
U. Rosenthal meent dat de mythen die rampen omgeven de harde
werkelijkheid geweld aandoen en de samenleving uiteindelijk een slechte
dienst bewijzen.
Het internationale ramp-onderzoek onderscheidt een aantal ramp-mythen
die ook in Nederland steeds weer opgeld doen. Het is van belang die
mythen te onderkennen, al is het maar omdat zij feiten verbinden met
fictie en daarmee slechte raadgevers zijn voor de ramppreventie en voor
de besluitvorming tijdens en na de ramp.
Rampen vormen de ultieme manifestatie van de harde strijd om het
dagelijkse bestaan. Dit is lange tijd het dominante perspectief
geweest, en het is en blijft bepalend voor de megarampen die veel niet-
Westerse gebieden plegen te treffen. Maar in de Westerse wereld doen
zich nu veel calamiteiten voor onder totaal andere omstandigheden:
rampen bij vliegshows (Ramstein en Oostende); het verongelukken van een
luxe-vliegtuig dat een aantal mensen naar een cruiseschip moet vliegen
(de Concorde); watersnood in dure woonwijken vlakbij de rivier; een
legionella-uitbraak bij een bloemenshow.
Rampen kunnen voorkomen worden. Nadat groot onheil de
samenleving getroffen heeft, wordt alles op alles gezet om herhaling te
voorkomen. Na sommige rampen worden de kaarten voor de toekomst gezet op
de bezweringsformule van de menselijke of de technische fout. Door de
kapitein van de Exxon Valdez of de bootsman van de gekapseisde Herald of
Free Enterprise te bestraffen en de techniek van het solderen van
moertjes te verbeteren, plaatsen we de ramp in de categorie
uitzonderingen die de regel bevestigen. Als de gebeurtenis daarentegen
behoort tot de categorie onmogelijke ongelukken waarbij een combinatie
van vele actoren en factoren een doorslaggevende verklaring van de ramp
lijkt op te leveren, wordt ingezet op een alomvattende reactie die de
samenleving voortaan ervan zal vrijwaren. Dat culmineert in een aantal
sectoren, zoals de kernenergie, in de constructie van zogeheten
'immanent veilige' technische systemen. Maar ook dan blijven
'onvermijdbare crises' zich voordoen, waarbij de vraag alleen is wanneer
en waar dat zal gebeuren. Immanente veiligheid en absolute zekerheid is
namelijk een illusie.
Rampen kunnen door regelgeving voorkomen worden. Een
diepgewortelde mythe is dat rampen voorkomen kunnen worden door regels,
plannen en oefenschema's te maken. Regels, plannen en oefenschema's
versterken echter veelal de illusie dat de zaken goed op orde zijn. Meer
dan op andere terreinen blijkt het bij veiligheidszorg erom te gaan dat
de regels gehandhaafd moeten worden, dat plannen 'tussen de oren' zitten
en dat daadwerkelijk geoefend wordt. Niets blijkt rampzaliger te zijn
dan verwaarlozing en - het schrikbeeld van rampenonderzoekers -
slordigheid. Er is geen reden voor fatalisme. Maar het is in elk geval
nodig stevig te investeren in doelgerichte rampbestrijding en
hulpverlening.
Bij rampen breekt paniek uit. Dit is een van de
hardnekkigste rampmythen. In werkelijkheid doet paniek zich bij rampen
alleen onder zeer bijzondere omstandigheden voor - bijvoorbeeld wanneer
mensen plotseling het gevoel hebben er, doordat het licht uitvalt,
volkomen alleen voor te staan. De paniekmythe is niet weg te krijgen uit
de media en rampenfilms. Het is eerder een grote uitzondering dan regel
dat mensen bij plotseling onheil naar het gevaar toevluchten in plaats
van ervandaan. Inzicht in het feitelijke gedrag van mensen in
noodsituaties voorkomt dat preventieve en repressieve maatregelen de
plank misslaan. Wanneer mensen wegvluchten langs de hun vertrouwde
route, is dat veel logischer dan dat zij de volslagen onbekende,
speciaal daarvoor bestemde en zelden beoefende evacuatieroutes zoeken.
Technici - bijvoorbeeld constructeurs van stadions - willen dat nog wel
eens vergeten.
De eerste vierentwintig uren zijn beslissend. Hiermee wordt
bedoeld dat in de eerste vierentwintig uren, zo niet de allereerste
uren, resoluut kritieke beslissingen moeten worden genomen. Er moet
binnen de kortste keren kordaat beslist worden. Dit beeld heeft alleen
waarde voorzover bepaalde calamiteiten onmiddellijk om een aantal
technische ingrepen vragen. En een bijzondere rol speelt de acute
medische assistentie waarbij inderdaad elke minuut uitstel de
levenskansen voor ernstig gewonde slachtoffers aanzienlijk verkleint.
Maar juist wanneer het gaat om aandachttrekkende kritieke beslissingen
bij grote rampen en crises is dit een misplaatste voorstelling van
zaken. Want de meest acute eerste fase van een ramp vergt in
werkelijkheid een geheel andere aanpak. De kunst voor de autoriteiten in
het zogeheten beslissingscentrum is precies het tegendeel van wat de
rampen- en crisisfolklore suggereert. Ze moeten niet meteen grootse
beslissingen nemen maar de tijd juist zo goed mogelijk benutten om zich
te informeren en inzicht in de crisis te verwerven. Onderwijl moeten ze
erop vertrouwen dat de operationele diensten en hulpverleners ter plekke
op eigen initiatief zullen doen wat de situatie op de plaats des onheils
van hen vraagt. Besluitvormers in het crisiscentrum tonen in de
allereerste uren hun kracht door vertrouwen te stellen in de
besluitvorming en hulpverlening ter plaatse. Als de eerste vierentwintig
uren al beslissend zouden zijn, zijn ze het op een geheel andere manier:
het beslissende karakter is erin gelegen dat de besluitvormers niet
lukraak beslissingen nemen. Tegenover de mythe van de eerste
vierentwintig uren staat de weloverwogen opdracht aan de autoriteiten
in het crisiscentrum: zorg ervoor dat u, zonder de zaak door uw toedoen
te verergeren, door de chaotische eerste uren heenkomt.
De ramp is na de acute hulpverlening voorbij. De kracht van
deze mythe neemt langzamerhand af. De crisis na de crisis, de ramp na de
ramp, heeft zich van deskundigenjargon tot volkswijsheid ontwikkeld.
Stond de nasleep van crises en rampen vroeger geheel in het teken van zo
snel mogelijk herstel en normalisering, tegenwoordig ligt het accent
juist op de lange duur van de nazorg. Maar de mythe is daarmee zeker
niet geheel ontkracht. Want hoe heviger de hype van de acute fase, des
te schriller is het contrast met de stilte in de daaropvolgende tijd. De
aandacht kan opgerekt worden als het wachten is op een
onderzoeksrapport. Maar als dat rapport er eenmaal is en verantwoording
is afgelegd, komt de ramp terecht in de categorie van de vergeten
crises. De belangstelling van de media en het publiek ebt weg terwijl
het dan voor de getroffen bevolking pas echt begint.
Er moet gecentraliseerd worden. Ernstige problemen roepen
vaak de reactie op dat ze vanuit één punt opgelost moeten
worden. Crises en rampen zijn zeer vatbaar voor de centralisatiereflex.
Dit voert terug tot de mythe van totale beheersing. Ze manifesteert zich
in de roep om de sterke man en in de dringende behoefte aan een
alomvattende blauwdruk, het integrale toetsingskader of de uitputtende
checklist. Centralisatie en concentratie van bevoegdheden en regels
suggereren vaak meer daadkracht en stevigheid dan ze in werkelijkheid
opleveren. Bovendien houdt zo'n ontwikkeling een verkeerd signaal aan de
samenleving in. Want centralisatie gaat moeilijk samen met betrokkenheid
en revitalisering van persoonlijk en maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef. Dit geldt in verhoogde mate tijdens de na-
fasen van crises en rampen.
Deze rampmythen hebben gemeenschappelijk dat ze het ons gemakkelijk
lijken te maken: de harde strijd om het dagelijkse bestaan kan in een
welvaartssamenleving afgekocht worden; als we zo verstandig zijn betere
regels te maken, kunnen we verdere rampen voorkomen; door onmiddellijk
krachtige beslissingen te nemen kunnen de autoriteiten voorkomen dat de
situatie uit de hand loopt en herstel uitblijft; als de autoriteiten
vanuit een centraal punt opereren, komt het goed. Maar de werkelijkheid
van crises en rampen leent zich niet voor dit soort gemakkelijke frasen
en oplossingen.
In een democratie beloven autoriteiten per definitie meer dan ze kunnen
waarmaken. Die neiging moeten ze zeker bij rampen onderdrukken, temeer
omdat de samenleving bij crises en rampen meer dan ooit moet kunnen
rekenen op de veerkracht van mondige, verstandige burgers.
Prof. dr. U. Rosenthal maakt deel uit van het Crisis Onderzoeksteam
van de Universiteit Leiden.
|
NRC Webpagina's
28 februari 2001
|