... maar de architect ziet nieuwe kansen
Architecten die werken aan de
toekomst van Roombeek, willen bewoners best oude herkenningspunten
teruggeven, maar ze hopen ook op een nieuwe start voor de wat
afgegleden volksbuurt.
Door een onzer redacteuren
ROTTERDAM, 9 FEBR. Stedebouwkundige Pi de Bruijn geeft leiding aan de
wederopbouw van de Enschedese wijk Roombeek-West. "Toen ik aan dit
project begon, wilden de gemeente en de woningbouwcorporaties eigenlijk
met een schone lei beginnen, maar ik ben van mening dat dat heel zonde
zou zijn. Mensen vinden het prettig als hun omgeving niet eenvormig is
en de geschiedenis van de stad zichtbaar is. In een gebied dat door een
ramp verwoest is, is dat extra belangrijk. Mensen zijn
gedesoriënteerd. Ze hebben bakens nodig."
De Bruijn heeft in de verwoeste wijk al bakens ontdekt die hij graag wil
behouden. "De achttien huizen uit begin twintiger jaren aan de
Lasondersingel zijn zeer de moeite waard. Ze zijn behoorlijk zwaar
getroffen, maar ik wil toch proberen ze overeind te houden." Ook
één van de overwegingen om elementen te behouden is dat
herbouw sneller is dan nieuwbouw. "Enschede heeft een signaal nodig.
Mensen willen terug en dat moet zo snel mogelijk." Frits van Voorden,
hoogleraar architectonisch ontwerpen (restauratie) aan de TU Delft
heeft in opdracht van Pi de Bruijn bekeken welke elementen van de wijk
Roombeek gezichtsbepalend zijn. "In de eerste helft van de negentiende
eeuw werd het karakter van het gebied bepaald door een heleboel
waterstroompjes, vaak in hele lange lijnen, die het gebied doorsneden.
Dat patroon kan een aanknopingspunt zijn."
Volgens Van Voorden heeft het gebied veel potentie. "Toen ik de beelden
op tv zag, werd ik niet meteen enthousiast. Maar nu denk ik daar anders
over, de wijk kan veel meer zijn dan het afgegleden gebied dat het was.
Het ligt vlak bij het centrum, maar aan de noordzijde is er een open,
ruimtelijk landschap. Die twee dingen, de stad en het groen, moet je de
wijk intrekken." De bewoners van Roomwijk-West willen graag dat het oude
karakter van hun wijk terugkeert. Volgens Van Voorden is meestal het
omgekeerde het geval. "Na een ramp is vaak de eerste reactie van
bewoners dat ze alles nieuw willen en willen vergeten hoe het vroeger
was. In Rotterdam zie je dat dat ook nadelen heeft." Van Voorden meent
dat het ook voor de verwerking van belang is om herkenningstekens in
een wijk te behouden. "Iedereen kent het beeld van de zwartgeblakerde
Laurenskerk in Rotterdam. Die is enige tijd geleden technisch correct
gerestaureerd, maar daarmee is wel het symbolische beeld verdwenen."
Riek Bakker, directeur van architectenbureau BVR en hoogleraar
stedenbouwkunde aan de TU Eindhoven, werkt aan de inrichting van een
gebied in Enschede waar vroeger textielfabrieken waren gevestigd. "Voor
de vuurwerkramp was ik bezig met een nieuwe wijk, Groot-Roombeek",
vertelt zij. "Bij de explosie is een deel van het gebied weggevaagd. Nu
Pi de Bruijn de supervisie heeft over de wederopbouw, houd ik rekening
met zijn plannen."
Bakker, die de Vinex-locatie Leidsche Rijn ontwierp, vindt dat bij de
wederopbouw van Enschede "absoluut" rekening moet worden gehouden met de
wensen van bewoners. "De gebouwen die nog overeind staan en waaraan de
buurtbewoners gehecht zijn, moeten worden behouden en weer geschikt
worden gemaakt voor gebruik." Ze is echter tegen reconstructie van
woningen waar niets van over is. "Er zaten veel slechte huizen tussen,
wie wil die nou terug? Je kunt beter een mix maken van oud en nieuw,
waarbij je de sfeer van vroeger probeert op te roepen."