DE VELE GEVAREN VAN DE VELE SOORTEN VUURWERK
Vijf kilo is genoeg
Karel
Knip
Over de aard
van het materiaal dat bij SE Fireworks lag opgeslagen worden de wildste
geruchten verspreid, maar voorlopig lijkt het het veiligst ervan uit te
gaan dat het voornamelijk of zelfs uitsluitend gewoon vuurwerk was.
Velen, onder wie minister de Vries, hebben er moeite mee aan te nemen
dat ook 'gewoon' vuurwerk een verwoestende werking kan hebben, maar de
literatuur laat daarover geen twijfel bestaan: met slechts vijf
kilo van het kruit dat in veel modern evenementenvuurwerk wordt
toegepast kan een heel huis worden opgeblazen (zie Propellants,
explosives, pyrotechnics, vol.15 (1990), blz 115-120).
Bovendien was hetgeen SE Fireworks had opgeslagen ook niet helemaal de
gewoonste soort vuurwerk, het was een flink kaliber zwaarder dan het
zogenoemde klein vuurwerk of consumenten vuurwerk dat alleen met oudjaar
wordt verkocht. SE Fireworks verwerkte groot vuurwerk.
Dit soort vuurwerk wordt in Nederland bijna niet meer gemaakt. Er zijn
nog twee producenten: JNS in Leeuwarden, die voornamelijk vuurwerk voor
militaire en civieltechnische toepassingen maakt (ernstvuurwerk)
en Van der Nat in Steenwijk die een bescheiden productie heeft aan
echt lustvuurwerk: klein èn groot vuurwerk. De fonteinen
van Van der Nat zijn tot ver buiten de grenzen beroemd.
Klein vuurwerk komt vrijwel uitsluitend uit China. Groot vuurwerk komt
ook nog uit Zuid-Europa (Spanje, Italië, Malta) en verder uit
Duitsland en Engeland. Niet alleen in kaliber maar ook in samenstelling
zit er, althans in Nederland, een belangrijk verschil tussen klein en
groot vuurwerk. Knallend klein vuurwerk kreeg hier van oudsher door de
Warenwet de beperking opgelegd dat alleen zwart kruit, buskruit, voor
het opwekken van de explosie mocht worden gebruikt. Buskruit,
(gunpowder, Schwartzpulver) is een mengsel van kaliumnitraat, houtskool
en zwavel in gewichtsverhoudingen van 75:15:10. Zo'n combinatie heet
een pyrotechnisch mengsel of een sas. In de loop van de tijd
zijn veel sassen ontdekt die krachtiger zijn, of beter houdbaar, dan
buskruit, maar in hoofdlijnen vertonen ze grote overeenkomsten. De
beoogde snelle gas- en hitteontwikkeling is terug te voeren op een
klassieke oxidatie, een chemische reactie waarbij zuurstof van een
zuurstofrijke verbinding (de oxidator) wordt overgedragen op een stof
met een grote chemische affiniteit voor zuurstof (in de vuurwerkerij
meestal de fuel, de brandstof genoemd). In buskruit wordt het
zuurstof uit kaliumnitraat (KNO) gebruikt voor oxidatie van zwavel en
koolstof. In het tegenwoordig veel toegepaste flitskruit of flitspoeder
(flash composition) is de oxidator kaliumperchloraat en de brandstof
aluminiumpoeder. Ze zijn gemengd in de verhouding 70:30. Andere
oxidatoren die genoemd worden zijn chloraat (berucht om zijn
gevaarlijke instabiliteit, maar in China en Zuid-Europa nog veel
toegepast), chromaat en diverse peroxiden. In plaats van aluminium
wordt als brandstof ook gebruikt ijzer, magnesium, titaan en nog wel
exotischer metalen. Behalve de bestanddelen die verantwoordelijk zijn
voor de felle oxidatieve reactie bevatten veel sassen bindmiddelen en
stoffen die speciale effecten moeten opwekken: kleur, rook enz.Vroeger
werden pyrotechnische mengsels wel gerekend tot de explosieven, maar
tegenwoordig reserveert men die laatste term voor de zogenoemde 'high
explosives' (HE), dat zijn meer of minder gecompliceerde stikstofrijke
organische verbindingen van het soort TNT, nitrocellulose, RDX en
HMX. Het zijn stoffen die veel makkelijker tot detonatie zijn te
brengen dan buskruit en de andere sassen. De detonatie wordt gewoonlijk
geplaatst tegenover de deflagratie die kenmerkender is voor de
sassen. Deflagratie is een snelle, felle verbranding die zich in een
sas vanaf het ontstekingspunt voortplant met een snelheid die wordt
bepaald door de snelheid waarmee de hitte van de verbranding wordt
overgedragen. Vergeleken met de ongelooflijk snelle detonatie gaat dat
tamelijk langzaam. Of de deflagratie een ontploffing teweegbrengt hangt
vooral af van de opsluiting van het sas. Een open schaal buskruit
waarin een brandende lucifer wordt geworpen geeft een steekvlam, een
klein beetje buskruit in een stalen pijp kan een flinke explosie
opwekken.
Echte springstoffen hebben geen opsluiting nodig, zoals wordt aangetoond
door de kneedbom (de plastic bom) en de bombrief. Een springstof die
tot detoneren komt, stuurt een schokgolf het materiaal in die op elke
plaats waar hij arriveert een nieuwe reactie teweegbrengt die ook weer
een schokgolf uitzendt. Dit verloopt zo'n honderd tot duizend keer
sneller dan deflagratie en heeft daardoor een veel brisanter effect.
Maar het onderscheid is niet scherp. Echte HE-explosieven kunnen ook
deflagreren en goed toebereide sassen kunnen ook zonder opsluiting tot
exploderen komen. Een ander praktisch onderscheid tussen sassen en
explosieven is dat explosieven nogal gevoelig zijn voor stoot of klap
(percussie) en sassen veel minder. Die zijn vooral gevoelig voor
wrijving, vuur en elektrische ontladingen.
Stuk voor stuk kunnen uit dit laatste oorzaken voor de kennelijke
spontane branden of ontploffingen bij SE Fireworks worden afgeleid. Er
kan kortsluiting zijn geweest, er kan een ventilator zijn warmgelopen
of statische oplading kan een vonk hebben doen ontstaan. Er valt nog
weinig over te zeggen. Maar dat de opgeslagen sassen door de hitte en
felle zonnestraling van zaterdag 13 mei spontaan zijn ontbrand, wordt
niet erg aannemelijk gevonden. Voor de zogenoemde spontane ontbranding
van de meeste bekende sassen is toch wel minstens een temperatuur van
250 graden nodig en het is niet waarschijnlijk dat die in de
zeecontainers (waarvan er enkele al uren in de volle zon stonden) werd
bereikt. Daar moet overigens aan worden toegevoegd dat de
zelfontbrandingstemperatuur van vervuilde kruitsoorten, en van
sassen die vochtig zijn geweest, kan teruglopen tot beneden de 200
graden.
Door de Verenigde Naties zijn gevaarlijke stoffen in allerlei klassen
ingedeeld. Ontplofbare stoffen kwamen in klasse 1, die weer in 5
subklassen is onderverdeeld. Van klasse 1.4 waaronder lle consumenten
vuurwerk en ook veel groot vuurwerk valt is geen bijzonder gevaar te
duchten. Klasse 1.3 levert het risico van scherfwerking, klasse
1.1 draagt het gevaar in zich 'massa-explosief' te zijn. Een beginnende
explosie in 1.1-materiaal (zoals een voorraad los buskruit) kan zich
dus makkelijk tot de gehele voorraad uitstrekken.
Veel vuurwerkers nemen liever alleen 1.4 materiaal in huis, andere
hebben ook 1.3 in het assortiment. Hoeveel extra gevaar daardoor voor
de omgeving ontstaat, hangt vooral af van de verpakking (waarvoor de VN
ook scherpe richtlijnen geeft) en de hantering van het materiaal. Er is
veel ophef gemaakt van het bericht dat SE Fireworks 'titaniumbommen'
had opgeslagen. In feite is dat niets bijzonders, alle vuurwerkers
hebben ze. Titanium-bommen zijn zogenoemde mortierbommen (of
shells): kogelronde of cilindrische 'bommen'van - let wel -
meerlagig papier of karton die vanuit een lanceerbuis worden
afgeschoten en in hun uitwerking bij nacht veel weghebben van gewone
vuurpijlen. De benodigde drijflading wordt, zoals de illustratie laat
zien, onder aan de bom meegegeven. De bom zelf behoort pas op grote
hoogte in twee papieren helften uiteen te spatten. Voor de springlading
wordt gewoonlijk het genoemde aluminium-perchloraat mengsel gebruikt.
Terwille van het lichteffect zijn daar grovere korrels metallisch
titaan doorheen geroerd: die gloeien na als heldere sterren. Het titaan
draagt dus niet of nauwelijks bij aan de explosieve kracht van de
'bom', die komt uitsluitend van het flitskruit. Niet dt SE Fireworks
titaanbommen bezat was dus bijzonder, maar dat het zulke grote
bommen bezat. Er zijn diameters van 6 inch (15 centimeter) genoemd.
Zelfs de schietgrage Zuid-Europeanen is dat wat te gortig, die houden
het liever op 4 inch. De hoeveelheid kruit in een 6 inch mortierbom is
niet ten onrechte vergeleken met die van een landmijn.
Mortierbommen en de benodigde schietbuizen worden ook heel klein
uitgevoerd. China levert kartonnen dozen (cakes en de grotere
flower beds) met dicht opeengepakte kartonnen schietbuizen
waarin de bommetjes al kant en klaar aanwezig zijn en vanuit de doos
kunnen worden afgevuurd. De lonten van de buizen zijn onderling
doorverbonden, raakt er vuur in de doos dan gaat de hele partij de
lucht in. Vanaf het terrein van SE Fireworks ging tussen drie en half
vier een nagenoeg constante stroom van dit soort bommetjes omhoog.
Kennelijk waren veel dozen buiten de loods geraakt of was er een
gedeelte van het dak verdwenen.
Over het gevaarlijke magnesium waar opeens veel aandacht voor was, is
niet veel meer vernomen. Er bestaan pyrotechnische voorzieningen
(vooral die waarmee teksten wordt geschreven) waarin nogal wat
magnesium wordt verwerkt. Ook valt niet uit te sluiten dat een enkele
vuurwerker een voorraad los magnesiumpoeder bezit. Is dit materiaal
eenmaal aan het branden en wordt het vervolgens met water
geblust dan kan zoveel waterstofgas ontstaan dat dit in brand vliegt.
Dat er meer dan een steekvlam opstijgt uit een toch al brandende massa
is niet waarschijnlijk. Niets wijst erop dat magnesiumpoeder in Enschede
een belangrijke rol heeft gespeeld.
Met dank aan René Pützfeld, Nederlandse Pyrotechnische
Vereniging