ENERGIE VAN EXPLOSIE IS ACHTERAF MOEILIJK VAST TE STELLEN
Na de klap
Alle betrokken instanties zwijgen. Maar op grond
van foto's en video-opnamen kn worden aangenomen dat niet in de
zeecontainers, maar in de centrale boxen bij SE Firewerks, Enschede, de
eerste zware explosies ontstonden.
Karel Knip
T wee weken geleden ontplofte tot verbazing van betrokken autoriteiten
het bedrijf van SE Fireworks in Enschede. Inmiddels zijn de doden
geborgen, de vermisten geteld. De commissie-Oosting is net aan haar taak
begonnen. Ook met het puinruimen is een aanvang gemaakt. Nu de stille
getuigen een voor een worden verwijderd, mag worden aangenomen dat de
deskundigen van TNO, die oorzaak en verloop van de explosie moeten
reconstrueren, geleidelijk aan weer naar huis gaan.
Zekerheid daarover is niet te krijgen. Zoals lle betrokken instanties
weigert ook TNO sinds 16 mei enige informatie over de ramp te
verstrekken die niet wettelijk is af te dwingen. Het is terug naar de
jaren vijftig: de Nederlander wordt geacht een volledig vertrouwen te
hebben in zijn autoriteiten en die niet 'voor de voeten te lopen'. Hij
moet de ontwikkelingen kalm afwachten.
Toch wil dr.ir. L.H.J. Absil, groepshoofd van de TNO-researchgroep
explosiepreventie en bescherming, vanuit zijn barak achter het Prins
Maurits Laboratorium wel uitleggen waaruit het post-explosie-onderzoek
van explosiedeskundigen bestaat. Maar alleen in algemene zin en
op voorwaarde dat er geen vragen worden gesteld over de situatie in
Enschede.
Wat is dan het doel van het onderzoek dat deskundigen uitvoeren nadat
een willekeurige explosie heeft plaatsgehad? In de eerste plaats is dat,
zegt Absil, om te komen tot een zo exact mogelijke reconstructie van het
ongeluk om daaruit lering te trekken voor de toekomst. Hoe laat en waar
was de explosie, hoe groot was de lading, was er meer dan
één explosie en hoe was dan de volgorde, wat voor
materiaal ontplofte er. In de tweede plaats wordt vaak een bijdrage
verwacht aan het forensisch onderzoek, in Enschede is dat zeker het
geval. Uit die hoek is er natuurlijk grote belangstelling voor de vraag
wat de ontsteking op gang bracht.
Plaats en tijdstip van de explosies zijn in Enschede redelijk bekend, al
bestaat er, althans bij de buitenwacht, nog onzekerheid over de vraag
wat het eerst explodeerde: de centrale reeks betonnen loodsen en daarna
een of meer zeecontainers, of net andersom. Krateronderzoek kan daarin
snel helderheid scheppen: de jongste krater werpt zijn materiaal immers
in de oudste en niet andersom. Meervoudige explosies zoals die in
Enschede zijn lastiger te analyseren dan enkelvoudige, beaamt Absil. De
effecten zijn natuurlijk niet eenvoudig (lineair) bij elkaar op te
tellen. Twee explosies van gelijke kracht en vanaf dezelfde plaats
kunnen in principe het effect hebben van slechts één zo'n
explosie en dezelfde schadecirkel opleveren. In de praktijk zal de
tweede explosie de schade van de eerste meestal nog wat uitbreiden. Hoe
groot de energie van de afzonderlijke explosies is geweest is dan minder
makkelijk te achterhalen.
Juist daarin wordt veel tijd em mankracht gestoken: het schatten van de
energie of de kracht van de explosies. Die 'energie' wordt gewoonlijk
uitgedrukt in kilogrammen TNT-equivalenten die ruwweg hetzelfde effect
sorteren en kan vandaar met empirische tabellen worden herleid tot het
aantal kilogrammen van de specifieke springstof die explodeerde. Bij
vuurwerkopslagplaatsen is dat geen eenvoudige zaak, geeft Absil toe,
want daar bestaat een wel erg grote variatie aan grondstoffen en
verpakkingen.
De kracht van de explosie (in TNT-equivalent) wordt afgeleid uit de
schade die is aangericht. Vooral glasschade geeft een heel mooie
'getuigenplaat'. In de praktijk komt het erop neer dat de experts
schadecirkels rond de explosieplaats opstellen, dus de afstanden ten
opzichte ven de explosie bepalen waar maar 5 of 50 procent van de ruiten
gesprongen is. In de jaren veertig en vijftig is uitputtend
experimenteel onderzoek gedaan naar de relatie tussen hoeveelheden TNT
en de afstanden waarop die nog ruiten doen springen.
Hetzelfde is gedaan aan de invloed van TNT-explosies op 'constructies',
gebouwen dus: betonnen gebouwen, gebouwen van metselwerk, gebouwen van
hout. Het is een inspannende bezigheid om de verschillende soorten
schadecirkels op te stellen, niet in de laatste plaats doordat er
allerlei verstorende effecten zijn: afscherming van het ene gebouw door
het andere, reflectie of focussering van drukgolven, enzovoort. Het is
een expertise die men alleen in de praktijk verwerft. Worden alle
soorten schadecirkels bijeengebracht, dan kan op een zeker moment wel
een schatting van de geëxplodeerde lading worden gemaakt. De diepte
van de kraters geeft natuurlijk ook een aanwijzing.
Voor wat betreft het ontstaan van de explosies komen er nuttige
aanwijzingen van de resten van de explosieven of hun verpakkingen, van
getuigenverklaringen en van het bekijken van beeldmateriaal. Daaraan is
in Enschede geen gebrek.
Nu is het interview afgelopen, zegt Absil, die nog wel een rondleiding
geeft over het proefterrein van TNO- PML maar hardnekkig blijft
weigeren in te gaan op vragen over Enschede. Hoeveel man er
überhaupt van TNO in Enschede zitten? Tja, nogal wat.
Kan de buitenstaander dan op eigen houtje iets doen aan de reconstructie
van de explosie? Interessant genoeg zijn er wel enige mogelijkheden. In
de eerste plaats blijkt het KNMI heel heldere en ondubbelzinnige
informatie te kunnen verstrekken over het aantal zware explosies en de
tijdstippen waarop die plaatsvonden. Ze zijn geregistreerd door een
seismograaf in Winterswijk. Om 15.34 uur noteerde die de eerste klap, 66
seconden later kwam de tweede die aanmerkelijk zwaarder was. Er waren om
half vier dus niet drie explosies, zoals sommige deskundigen
meenden, er waren er maar twee. Wat niet wegneemt dat er een derde
explosie ws, maar die geschiedde al om omstreeks 15.00 uur, of een paar
minuten eerder. Deze explosie, eerder een zware knal te noemen, is door
een aantal Enschedeërs in overtuigende termen beschreven. Bovendien
is hij vastgelegd door de gevoelige zelfregistrerende barometer van
weeramateur Ronnie van Alstede die hemelsbreed zo'n drie kilometer van
het rampterrein woont (te zien op www.knmi.nl).
Het is waarschijnlijk deze knal geweest die omwonenden van SE Fireworks
ertoe aanzette de brandweer te bellen. De brandweer is, volgens diverse
meldingen,omstreeks 15.00 gebeld en zal zo tegen 15.10 het terrein zijn
opgegaan. Uit de foto's van Reinier van Willigen (gepubliceerd in De
Telegraaf van 15 en 16 mei) vallen hun wederwaardigheden enigszins te
herleiden. Van Willigen zelf arriveerde op het moment dat de vier
brandweerlieden zich alweer tijdelijk terugtrokken op straat omdat l te
veel vuurwerk omhoog ging. (Zij lieten hun brandslangen op het terrein
achter.) Toen Van Willigen later achter ze aan het terrein opging
(misschien rond 15.20 uur) trof hij een binnenplaats vol
débris: zware brokstukken puin en hout, veel zwaarder dan
aannemelijk is voor de resten van teruggevallen vuurwerk. De zware
explosies van half vier moesten nog komen, kennelijk was dit dus de
uitworp van de eerste explosie van iets voor 15.00 uur. Gezien de
posities die de brandweerlieden innemen op zijn foto's kan er geen
twijfel over bestaan dat de eerste explosie heeft plaatsgehad in de
centrale reeks loodsen. Misschien is van een van de boxen de houten deur
of zelfs een deel van het betonnen dak weggeslagen. Mogelijk zijn
daarbij dozen met vuurwerk op het terrein beland.
De brandweerlieden die Van Willigen fotografeerde tonen niet veel
opwinding. Kennelijk beschouwen ze het werk als nablussen. Plotseling
stijgt uit òf vanachter de loods een vuurbal op. Van Willigen
drukt af en kan net van het terrein komen voor de eerste zware explosie
volgt. Van belang is dat de ontwikkelingen ook werden gevolgd door Danny
de Vries die video-opnamen maakte vanaf het kruispunt Roomweg-
Tollensstraat. Zijn positie is op de stills heel nauwkeurig vast te
stellen en daarna kan met verrassende precisie worden aangegeven vanaf
welke plaats op het Fireworks-terrein lange tijd het meeste materiaal
omhoog gaat.
De beschikbare opnames van De Vries zijn misschien meer dan een halve
minuut later gemaakt dan die van Van Willigen (men ziet dat huizen hun
dakpannen al kwijt zijn en dat ruiten zijn gesprongen) maar de
verleiding is groot de peilingen te combineren zoals op de illustratie.
Als dat geoorloofd is (daar zijn argumenten voor) geeft het snijpunt van
de lijnen bij benadering aan waar de eerste zware explosie ontstond: in
het midden van de de centrale reeks boxen (en dus niet in een van
de zeecontainers). Op een luchtfoto die De Telegraaf op 18 mei
publiceerde zijn met enige moeite de fundamenten van de centrale loodsen
nog te zien. Alleen het middenstuk ontbreekt. Het heeft er alle schijn
van dat de vermaarde video-opnamen van 'een brandweerman' die de
zeecontainers in beeld kreeg en hun ontbranding vastlegde zijn gemaakt
nadat de loods al was gesprongen. Zekerheid komt er pas over enige
maanden, als de autoriteiten met hun onderzoek klaar zijn.