Voor gevoelsrecht koopt Enschede niets
Harry van Wijnen
De actualiteitenrubrieken van de
televisie waren er snel bij om de gemeente Enschede na de ramp van
vorige week zaterdag in de beklaagdenbank te zetten.
Nauwelijks twee dagen na de explosie hadden ze al hun vonnis geveld: de brandweer was
bij het eerste onraad 'te laconiek' geweest, ze had de gevaren die de
vuurwerkfabriek voor de omgeving veroorzaakte 'onderschat' en ze had de
buurt 'sneller moeten ontruimen'. De gemeente was in haar
vergunningenbeleid 'lichtvaardig' geweest en zelfs burgemeester J. Mans,
wiens optreden tijdens de crisis een toonbeeld van manmoedigheid was,
zou niet aan een strafrechtelijke beoordeling mogen ontkomen. Kees
Driehuis van Nova nam het voortouw door de brandweercommandant van
Enschede in zijn ondervraging de rol van verdachte op te dringen en de
Amsterdamse hoogleraar strafrecht T. Schalken (Vrije Universiteit) deed
daar nog een schepje bovenop door de brandweercommandant
verantwoordelijk te stellen voor de gebrekkige informatie waarmee zijn
manschappen op het eerste brandje in de buurt van de vuurwerkfabriek
waren afgestuurd. Vergeleken met die beschuldiging was zijn verwijt van
laksheid aan het adres van de justitie, die niet onmiddellijk na de
explosie de directie van de fabriek had laten arresteren, maar een
speldenprik.
Tussen alle regeringsfunctionarissen die zich naar Enschede hadden
gespoed, zocht ik naar Gijs de Vries. Waar was de verantwoordelijke
bewindsman voor de brandweerbezuiniging in deze dagen van
rampspoed?
Ik zag hem meelopen in de regeringsdelegatie, maar ik hoorde hem niet
zijn brandweer in bescherming nemen. De staatssecretaris heeft de zwaar
getroffen brandweer en hun families materiële steun toegezegd en
bemoedigend toegesproken, maar wat ik miste was een rechtvaardige
punch on the nose van al die tv-praters en leunstoelgeleerden die
na enkele dagen al met hun ongedocumenteerde oordeel over de falende
brandweer klaarstonden.
De hooggeleerde Schalken als eerste. In Het Parool van zaterdag
jongstleden construeerde de VU-hoogleraar een opeenstapeling van
taxatiefouten bij de Enschedese brandweer, zoals hij eerder al op de
televisie had gedaan. Hij had zich afgevraagd of de brandweercommandant
wist hoe gevaarlijk de situatie bij de vuurwerkfabriek was. Ja, voor de
televisie had de brandweercommandant gezegd dat hij daarvan op de hoogte
was. "Maar dan vraag je je", aldus Schalken, "vervolgens af of hij die
informatie aan zijn team had doorgegeven." De geboren stuurman aan de
wal die hier aan het woord is, kende de toedracht niet, maar dat
verhinderde hem niet onder de dekmantel van zijn wetenschappelijke toga
nog meer suggestieve vragen te stellen die een groot gebrek aan
fundamentele kennis blootlegden.
De Enschedese brandweercommandant heeft nergens beweerd dat hij van de
gevaarlijke situatie bij S.E. Fireworks op de hoogte was. Dat hij wist
dat vuurwerk in combinatie met brand gevaarlijk was, spreekt vanzelf.
Wat op het terrein was opgestapeld, en hoe dat was gedaan, wist hij
niet. Het zal staatssecretaris De Vries (die de brandweer in zijn
portefeuille heeft) niet zijn ontgaan dat de brandweer in tal van
gemeentes op het gebied van de beveiliging niet als eerste, maar als
laatste over met name industriële veiligheidsrisico's wordt
geïnformeerd. In de vier grote steden valt dat nog wel mee, hoewel
Rotterdam vier jaar geleden een brandweercommandant verloor omdat die
geen verantwoordelijkheid voor de achtergestelde positie van zijn korps
meer wilde nemen. De schoen wringt vooral in de middelgrote gemeenten
met gemengde brandweerkorpsen (vrijwilligers met beroepskern).
Als de brandweercommandant in Enschede werkelijk van de gevaren op de
hoogte was geweest, zou hij dat nooit voor zijn personeel verzwegen
hebben. Wie dat, zoals Schalken, suggereert, spreekt impliciet de
verdenking uit dat de brandweercommandant zich aan een ernstig misdrijf
schuldig heeft gemaakt. Volgens Het Parool kreeg Schalken, toen
hij de blussers op de televisie aan het werk zag, al snel het gevoel
dat de brandweer de situatie onderschatte. "Van de mate waarin het
de brandweer valt te verwijten dat zij niet adequaat reageerde op de
gevaarlijke situatie, hangt af of hij strafrechtelijk dan wel
bestuurlijk moet worden aangepakt." Sinds de Hoge Raad in zijn tweede
Pikmeer-arrest de immuniteit van de lagere overheden en
overheidsfunctionarissen tegen strafrechtelijke aansprakelijkheid voor
overheidshandelen heeft beperkt, is tegen die redenering op zichzelf
weinig in te brengen.
Wat mij tegenstaat is dat Schalkens oordeel over het optreden van de
brandweer gebaseerd is op zijn waarnemingen van de televisie en op zijn
'gevoel'. Hij velt daarmee een lichtvaardig oordeel over de
taakopvatting van mensen die in de verste verte niet het verwijt
verdienen dat zij hun taak lichtvaardig hebben uitgevoerd. Het is een
geruststellende gedachte dat de commissie-Oosting, die de oorzaken van
de ramp onderzoekt, niet één leunstoelgeleerde telt. Voor
'gevoelsrecht' koopt Enschede niets.
Van belang is intussen de vraag welke bezetting er op het moment van de
brandmelding op de post was (hoeveel vrijwilligers, hoeveel beroeps) en
over hoeveel topografische kennis de bezetting beschikte. Het begon met
de melding 'beperkte brand'. Geen brandweerman gaat dan eerst kijken of
er soms een gevaarlijk object in de buurt is, tenzij er op dat moment
iemand in huis is die met de lokale situatie vertrouwd is en de
gevaarlijke objecten kent. Als de melding van de naburigheid van een
vuurwerkfabriek had gerept, zou iedereen bij de brandweer uiteraard op
de achterste benen hebben gestaan. Maar zo specifiek was die melding
niet.
Dat de Enschedese brandweer niet wist welke gevaren er op het
industrieterrein op de loer lagen, is intussen wel duidelijk. Voor de
regering moet dat een dwingende reden zijn de Nederlandse brandweer zo
snel mogelijk een hogere plaats te geven in de pikorde van de milieu-,
bouw- en planologische beslissingen die de veiligheid van de gemeenschap
raken.