De vergunning, het toezicht en het bedrijf
Nu de doden en vermisten in
Enschede zijn geteld, is de vraag naar de verantwoordelijkheid aan de
orde. Een tussenbalans.
Door onze redacteur JOOP MEIJNEN
ENSCHEDE, 19 MEI. Ongeval of brandstichting - zes dagen na de
verwoestende explosies in Enschede staat de oorzaak niet vast. Maar ook
als er brand is gesticht voordat S.E. Fireworks ontplofte, dan nog valt
de voorlopige balans van de gang van zaken vóór de
vuurwerkramp niet zonder meer positief uit voor burgemeester J. Mans,
brandweercommandant A. Groos, de directeuren R. Bakker en W. Pater, en -
op enige afstand - minister F. de Grave van Defensie. Want daarvoor
laat de informatie van de afgelopen dagen over de vergunning, het
toezicht en de bedrijfsvoering te veel vragen open.
Eerst de vergunning, primair de verantwoordelijkheid van de gemeente.
Drie jaar geleden werd de Hinderwetvergunning (uit 1976) omgezet in een
'revisievergunning' krachtens de Wet Milieubeheer. Die werd in juli 1999
vervangen door een 'veranderingsvergunning', eveneens Wet Milieubeheer.
Daarbij ging het om een uitbreiding van 3 naar 14 zeecontainers, een
verhoging van de hoeveelheid vuurwerk per box of container en een
beëindiging van het werken met "de zwaardere klassen vuurwerk in de
werkruimte".
In de revisievergunning golden voor de 3 containers extra
veiligheidseisen (brandwering, houten deuren en onderlinge afstand
minimaal 1 meter). In de nieuwe vergunning ontbreken die. Zij werd dus
vorig jaar niet alleen verruimd, maar ook versoepeld. Dat
is des te opmerkelijker omdat onderzoeksinstituut TNO in 1997 juist
concludeerde dat standaard zeecontainers "niet geschikt" zijn voor de
opslag van vuurwerk. Burgemeester Mans liet daags na de explosies weten
dat er "niks mis" is met de vergunningen, maar de nieuwe vergunning
raakt wel zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid.
Dan het toezicht op de naleving van de voorschriften. Dit ligt bij de
gemeente, de politie, de brandweer en de Koninklijke Landmacht
(Defensie). Voor de vuurwerkbranche draait het vooral om beide laatste
instanties. De brandweer kreeg vorig jaar van de provincie Overijssel
het advies "gezien het speciale karakter van deze opslagen en de
risico's voor de brandweer" een zogenoemd aanvalsplan voor brand bij
S.E. Fireworks te maken. Zo'n plan bevat essentiële gegevens over
inrichting en inboedel. De brandweer had geen aanvalsplan. Experts
noemen dat "een blunder", in de eerste plaats van brandweercommandant A.
Groos, en omdat diens korps ressorteert onder de gemeente, raakt deze
kritiek ook de burgemeester.
De Koninklijke Landmacht, in casu het Bureau Adviseur Milieuvergunningen
(BAM), heeft bij vuurwerk een tweeledige taak: adviseur (van de
gemeente) en toezichthouder. Landmachtmajoor W. Ceelen van BAM onthulde
deze week dat hij vorig jaar de veiligheidseisen liet vieren omdat het
"een tijdelijke zaak" was. "Fireworks zou binnen enige jaren toch
verhuizen uit de woonwijk." Na de versoepeling van de vergunning heeft
ook geen "grondige" controle meer plaatsgehad, zei wethouder E. Helder
van de week. Dat valt te begrijpen als de toezichthouder de adviseur een
handje helpt. Maar het is de vraag of die dubbelrol onder politieke
regie van minister De Grave gewenst is.
Tenslotte S.E. Fireworks zelf, onder leiding van R. Bakker en W. Pater.
Beiden houden zich sinds de calamiteit schuil, niet alleen voor de
buitenwereld, ook voor politie en justitie. Dat komt slecht uit, want ze
kunnen een boel vragen beantwoorden: over de vergunning, de containers,
de voorraden (los kruit?, titanium?), de vuurwerkmontage en de kritiek
van derden. Zeker, tussen schuld en schijn zit een groot verschil, maar
een directie die weigert rekenschap af te leggen heeft, mild gezegd, de
schijn tegen.
Resumerend: een soepeler vergunning, ontoereikend toezicht en een
twijfelachtige bedrijfsvoering - het lijken bij elkaar precies de
attributen voor een riskant spel met vuur, ook voor het bestuur.