Zie ook: |
‘Vriend van Israel' Lubbers is nu boos
Door onze redacteuren DEN HAAG, 12 MAART. ,,Is dit het water van mijn voorganger'', informeerde minister-president Kok met hoorbare tegenzin, toen hij bij het begin van zijn verhoor voor de enquêtecommissie in het getuigenbankje plaatsnam, dat slechts enkele minuten eerder was verlaten door oud-premier Lubbers. Kok leek een gevoel van nauw verholen ergernis geen moment van zich af te kunnen schudden bij zijn verhoor. Hoe de commissie ook aandrong, tot zelfkritiek viel hij nauwelijks te vermurwen. Zijn wat starre, formele getuigenis stond in schril contrast tot dat van zijn voorganger Lubbers het uur daarvoor. Niet alleen gaf deze blijk van een grote kennis van het dossier, hij gaf ook ruimhartig toe dat het kabinet (inclusief hijzelf) achteraf bezien meer had moeten doen om de onrust die door de Bijlmerkwestie werd veroorzaakt weg te nemen. Intussen liet hij er geen twijfel over bestaan dat de meeste onrust pas was ontstaan nadat hij het veld had moeten ruimen. Menig CDA'er moet bij zijn gestroomlijnde presentatie met weemoed hebben teruggedacht aan de tijd dat hij nog hun voorman was. Kok verklaarde dat het kabinet in de 6,5 jaar sinds de ramp slechts vijf keer plenair had gesproken over de Bijlmerzaak. Volgens hem was het niet nodig geweest dat vaker te doen, omdat ministers onderling veel communiceerden over de kwestie. Zaken komen doorgaans pas op de agenda van het kabinet, wanneer een minister er alleen niet meer uitkomt. Kok had echter nooit voorstellen gekregen van ministers en evenmin van Kamerleden om de zaak nog eens grondig in het kabinet te bespreken. ,,Maar u leest toch ook kranten en u wist toch dat er heel veel vragen leefden in de samenleving?'', wierp het commissielid M. Augusteijn de premier voor de voeten. ,,Terugkijkend was er veel reden tot bezorgdheid'', was het enige wat Kok wel wilde toegeven. Maar hij vond niet dat hij zelf op het ministerie van Algemene Zaken de regie meer in handen had moeten nemen bij de oplossing van de problemen bij de nasleep van de ramp. Het departement dat het meest betrokken was bij een zaak als de Bijlmerramp, in dit geval dat van Verkeer en Waterstaat, was volgens hem de eerst-aangewezene voor de coördinatie van de activiteiten van de verschillende ministeries. Hij zei met het oog op de verhoren van bewindslieden en oud-ministers die vandaag plaatshebben voorzichtig te willen zijn in zijn commentaar over hen. Lubbers erkende dat met name de klachten over de gezondheid van mensen eerder serieus hadden moeten worden genomen. ,,Het is op zichzelf pijnlijk dat er een geschiedenis van jaren is, die heeft geleid tot deze enquête'', aldus Lubbers. ,,Misschien hadden we een te licht beeld van het verdriet dat hiermee werd aangericht.'' Ook hij wees erop dat destijds noch ministers, noch Kamerleden bij hem hadden verzocht om meer aandacht voor de kwestie, óók ,,niemand van de politieke mensen rond Van Gijzel, zoals zijn fractievoorzitter''. Zowel Kok als Lubbers toonde zich geschokt over de mededeling van commissielid Van den Doel dat de Israelische autoriteiten al een jaar lang de beschikking hadden gehad over de vrachtdocumentatie voor de nog ontbrekende 20 ton van de lading. Volgens Van den Doel waren de betreffende papieren, die drie weken geleden pas door El Al aan de commissie ter hand werden gesteld, al een jaar geleden door de Amerikaanse expediteur naar Israel gestuurd. ,,Het zit me allerminst lekker dat in het normale verkeer tussen landen niet mogelijk is gebleken de informatie boven water te krijgen. Men is het in Israel pas serieus gaan nemen, toen men meende dat het bloedserieus was'', aldus Kok. Lubbers noemde het eveneens ,,onbegrijpelijk'' dat deze informatie niet eerder was doorgegeven. ,,Ik ben hierover buitengewoon teleurgesteld en zeg dat als vriend van Israel'', zo zei de huidige hoogleraar economie. ,,Ik ben er gewoon boos over.'' Kok memoreerde nog dat de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma, ,,nogal ontzet'' was geweest in 1996, toen bleek dat een particuliere Nederlandse advocaat erin was geslaagd om meer vrachtdocumenten te achterhalen in Israel dan tot dan toe via officiële kanalen was gelukt. In haar verhoor gaf ex-minister Sorgdrager (Justitie) vanmorgen aan dat de stukken over de Bijlmerramp voor haar ,,een gevoelig dossier''vormden. Het betekende volgens haar in ieder geval meer aandacht voor de strafrechterlijke apsecten in deze zaak. Die zijn, soms op aandrang van de minister zelf, onderzocht, doch zonder enig resultaat. Sorgdrager moest tegenover de commissie toegeven dat ze de resultaten van een fact finding onderzoek naar mannen in witte pakken ,,geserreerd'', dus niet volledig, aan de Tweede Kamer had gestuurd. ,,Voor mij was dat voldoende'', aldus Sorgdrager, die het destijds voorstelde alsof er één getuige iemand op de rampplek had gezien in een opvallend wit pak. ,,De staf van de commissie heeft de verklaringen nog eens goed gelezen en daaruit blijkt dat er negen personen zijn die de bijzondere pakken hebben gezien'', aldus Oudkerk, die er aan toevoegde dat de enquêtecommissie inmiddels de bevestiging heeft gekregen over de aanwezigheid van zoals hij zei ,,mannen in witte pakken met puntmutsen''. De commissie wilde hier echter desgevraagd nog geen nadere mededelingen over doen. Minister Borst (Volksgezondheid) werd door de commissie over een andere kwestie ondervraagd: het verarmd uranium, waaraan veel mensen, die tijdens of kort na de ramp in de Bijlmer waren geweest, hun gezondheidsklachten toeschrijven. Borst zei dat voor haar en haar ministerie deze kwestie eigenlijk al in 1996 was afgesloten, omdat de betrokken mensen slechts aan zeer geringe stralingsrisico's waren blootgesteld geweest. De kans op een ziekte als kanker was hierdoor vrijwel niet vergroot. Ze noemde het in dit verband ,,verwarrend'' dat velen, onder wie de voormalige minister van VROM, H. Alders, vaak hadden onderstreept dat er geen volstrekte zekerheid viel te geven omtrent de afwezigheid van risico's. Dat versterkte dan eerder de onzekerheid in plaats van die weg te nemen, zo meende Borst. De commissie confronteerde Borst ook met een brief van het ministerie van Verkeer en Waterstaat uit 1995, waarin werd aangedrongen op een epidemiologisch onderzoek naar aanleiding van de Bijlmerramp. Borst zei echter dat ze de betreffende brief nooit had ontvangen. Ook het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat volgens Verkeer en Waterstaat een kopie had ontvangen, kon deze in de archieven niet terugvinden. Borst erkende dat dit vreemd was. Wel verklaarde de minister dat het een belangrijke les voor de toekomst zou kunnen zijn om bij een eventuele volgende ramp onmiddellijk epidemiologisch onderzoek te doen, zodat aanhoudende onzekerheid zoals nu na de Bijlmerrammp zou kunnen worden voorkomen. Het is echter bij zulk onderzoek van het grootste belang dat dat direct na de ramp begint. Om het jaren later pas te beginnen, had volgens Borst niet zo veel zin meer. Oud-premier Lubbers en minister Borst, respectievelijk gistermiddag en vanmorgen tijdens hun verhoor door de enquêtecommissie.
| NRC Webpagina's
|
Bovenkant pagina |
|