Politici willen het recht oprekken
Terwijl ministers het arsenaal
van de politie uitbreiden met het oog op Euro 2000, lijkt de rechter er
juist wat af te knabbelen.
Door onze redacteur F.KUITENBROUWER
AMSTERDAM, 12 FEBR. Het gerechtshof in Amsterdam stak deze week een
stokje voor 'supersnelrecht', een van de middelen die justitie achter de
hand houdt voor de komende Europese kampioenschappen voetbal. Op het
eerste gezicht is de vraag wat daar nu tegen kan zijn. Bij snelrecht is
het bewijs nog vers en weet de verdachte snel waar hij aan toe is. Te
lang dralen vormt zelfs een inbreuk op het grondrecht van een eerlijk
proces. De keerzijde is dat een justitiële overrompelingstactiek
ten koste kan gaan van een behoorlijke verdediging, met name wat betreft
de persoonlijkheidsfactoren van de verdachte.
Maar dat was niet het punt voor het hof. Dit viel over het gebruik dat
werd gemaakt van de zogeheten inverzekeringstelling. Dat is de periode
van drie dagen die een gearresteerde verdachte maximaal kan worden
vastgehouden op last van de officier van justitie. Daaraan vooraf gaan
maximaal 15 uur op het bureau. Daarna moet er een rechter-commissaris
aan te pas komen. Op grond van het Europees verdrag voor de
mensenrechten is drie dagen en 15 uur het maximum aan vrijheidsbeneming
zonder rechterlijk toezicht dat nog valt te verenigen met het oude
beginsel van habeas corpus.
Inverzekeringstelling is alleen toegestaan in het belang van het
onderzoek. Omdat de verdachte zoals dat heet "gaaf bekend had", was dat
geen grond voor opsluiting, oordeelde het hof. Toch hoeft het openbaar
ministerie niet te wanhopen. Er lijkt weinig aan de hand als de
verdachte gewoon voor de rechter-commissaris wordt gebracht. Bovendien
heeft de wetgever in 1998 een procedure ingevoerd die het de officier
van justitie mogelijk maakt een verdachte nog diezelfde dag voor de
politierechter te brengen. De officier moet die verdachte dan wel eerst
zelf zien en dat was in de test-case achterwege gebleven. Het ongemakje
van een voorgeleiding is een kleine prijs voor juridische precisie met
vrijheidsbeneming.
Minder eenvoudig ligt het met de fouilleringsbevoegdheid. De
wapenwetgeving vergt daarvoor een individuele en serieuze verdenking.
Deze ontbreekt bij preventieve acties zoals eind november vorig jaar in
de Rotterdamse Millinxbuurt. Het kan dus niet als een verrassing zijn
gekomen dat de rechter het fouilleren in een aantal gevallen
onrechtmatig verklaarde. Ook in dit geval is niet alles verloren voor
politie en justitie. Om te beginnen stelt de wet minder strenge eisen
aan het onderzoek van meegevoerde goederen, inclusief reisbagage, en van
auto's op wapens dan in het geval van onderzoek aan het lichaam.
Het vereiste van een verdenking laat ook wel enige ruimte, zo blijkt uit
een befaamd arrest van de Hoge Raad uit 1975 over het jongerencentrum
Ruimte in Rotterdam. Een bezoeker beklaagde zich dat hij bij een inval
was gefouilleerd zonder behoorlijke aanleiding. De Hoge Raad accepteerde
als reden dat het de politie bekend was dat er in Ruimte op grote schaal
softdrugs werden gebruikt en verhandeld, wat op de avond van de inval
nog eens was vastgesteld. Een collectief element bij verdenking is dus
niet uitgesloten, maar echt eenvoudig wordt het nooit. Het Amsterdams
gerechtshof zei twee jaar later dat de kleurling die op een holletje uit
het café Caribbean Nights kwam zetten, niet kon worden
gefouilleerd op de enkele grond dat het een bekende verzamelplaats van
de drugsscene was. De spanning tussen het omschrijven van een doelgroep
en mogelijke discriminatoire effecten is nu aan de Amsterdamse rechtbank
voorgelegd in de zaak van fouillering op wapens in de K-buurt van de
Bijlmer.
De ministers Peper (Binnenlandse Zaken) en Korthals (Justitie) hebben in
een reactie op de operatie in de Millinxbuurt aangekondigd dat zij met
voorstellen zullen komen voor een wettelijke verruiming van bevoegdheden
van de politie. Maar het probleem blijft natuurlijk waar de nieuwe grens
moet worden getrokken om de kans te minimaliseren dat onschuldige
voorbijgangers te maken krijgen met wat toch een ingrijpende
politiecontrole is.
"Vertrouw op de kennis van politiemensen; die weten precies om wie het
gaat", zei minister Peper in antwoord op vergelijkbare bezwaren tegen
zijn wetsvoorstel over de "bestuurlijke ophouding" van groepen
potentiële ordeverstoorders dat deze week werd behandeld door de
Tweede Kamer. De boodschap van de hollende kleurling is juist dat deze
kennis zijn beperkingen heeft, zoals is gebleken met de zogeheten 'stop
and frisk'-bevoegdheden in de Verenigde Staten. Deze hebben geleid tot
recepten als het volgende, verwoord door een klassieke Amerikaanse
politieman: "Iedereen die 's nachts om vier uur over straat loopt is
óf een politieman, óf een krantenbezorger óf een
inbreker". Zo eenvoudig ligt het dus niet.
Als de ministers met voorstellen naar aanleiding van de Operatie-
Millinxbuurt komen, dienen zij volgens de Groningse hoogleraar
staatsrecht Elzinga eerst enkele andere vragen te beantwoorden. Elzinga
betoogt in het blad Binnenlands Bestuur dat in de Millinxbuurt
"niet de grenzen van de wet werden afgetast maar dat direct, en
waarschijnlijk willens en wetens, werd gehandeld in strijd met de wet".
Was dit een zelfstandige actie van de Rotterdamse politie? Werd hij
afgedekt door het OM? Heeft minister Korthals toestemming gegeven? Een
reden om ernst te maken met deze vragen is dat "bewust tegen de wet
handelen van autoriteiten, gericht op activiteit van de rechter, met als
doel de wetgever onder druk te zetten, fundamenteel strijdig is met de
grondslagen van ons rechtstelsel".