Het geluk van de ware kampioen
Het toernooi van de
spectaculaire slotminuten en de zeldzame artiesten is voorbij. De
Fransen zijn de terechte winnaars en de Oranje-manie is bezworen.
Door onze redacteur GUUS VAN HOLLAND
ROTTERDAM, 3 JULI. Het Europees kampioenschap heeft de winnaar gekregen
die het verdiende. De Fransen vormden van begin tot eind de favoriete
ploeg, speelden het aantrekkelijkste voetbal en beschikten met Zinedine
Zidane, Laurent Blanc en Thierry Henry over de beste spelers. Als elke
kampioen had Frankrijk over geluk niet te klagen. Zoals gisteren in de
slotminuten van de finale tegen Italië. Maar in de wijze waarop zij
het geluk afdwongen herkende men de ware kampioenen.
De finale was het spectaculaire sluitstuk van een bij vlagen
spectaculair titeltoernooi. Bijna geen wedstrijd was al ver voor het
einde beslist. Met een aantal beslissende doelpunten in de slotfase deed
het EK denken aan de spectaculaire ontknopingen in de Amerikaanse
basketbalwedstrijden. Een teken dat aanvallend voetbal de overhand heeft
gehad. Zelfs de Italianen bleken tot meer in staat dan menigeen na hun
defensieve spel in de halve finale tegen Nederland had gedacht. Dat
Italianen goede toernooivoetballers zijn, werd eens te meer aangetoond.
De techniek zegevierde. Wanneer prachtvoetballers als Zidane, Blanc,
Henry, Dugarry, Thuram, Figo en Rui Costa in een titeltoernooi de toon
kunnen zetten, mag de liefhebber vergenoegd in zijn handen wrijven. Al
is een toernooi zonder Argentijnen en Brazilianen natuurlijk een
tweederangstoernooi. Op het EK 2000 werd aanzienlijk aantrekkelijker
gespeeld dan vier jaar geleden in Engeland. Toen stonden Duitsland en
Tsjechië als de vertegenwoordigers van degelijk voetbal in de
eindstrijd.
Zoals vaak de laatste jaren deed ook Nederland mee op het hoogste
niveau, met Kluivert en Bergkamp als opvallendste verschijningen. Maar
op een geflatteerde 6-1 overwinning op de Joegoslaven en een paar
hoogstandjes na, wekte Nederland zelden de indruk een serieuze
titelkandidaat te zijn. De meeste Nederlandse media deden hun uiterste
best het volk te doen geloven dat Oranje het beste voetbal speelde en op
weg was naar het Europees kampioenschap. Zelden hebben de Nederlandse
media zich zo laten kennen. Chauvinistisch als nooit tevoren, op een
manier waarvoor zelfs Italianen en Fransen zich zouden schamen, werd
voor de Oranje-spelers al bij voorbaat een plaats in de erehemel
ingeruimd.
Bondscoach Rijkaard werd aanbeden als de nieuwe koning voetbal, terwijl
de man behalve een sympathieke indruk toch niets heeft achtergelaten
waarover men zich kan opwinden. De speler vanwie het meeste werd
verwacht, werd al gauw voor de tv-camera door 's lands goeroe en
souffleur van Rijkaard, Johan Cruijff, gemuilkorfd. Edgar Davids, de
enige Nederlander met het gif in zijn aderen dat voetballers uit
mediterrane landen kenmerkt, mocht niet zijn eigen grenzenloze spel
spelen. Hij wekte bovendien de indruk gebukt te gaan onder de
hooggespannen verwachtingen. Hij zakte af naar een voor hem
ongebruikelijk laag niveau. Het niveau van Frank de Boer dus, de
aanvoerder die naast de gemiste cruciale penalty's voor zijn doen zeer
matig speelde.
Alleen door het thuisvoordeel leek Nederland nog kans te maken op
tenminste een plaats in de finale. Maar hoe de Oranje-manie ook bezit
nam van het volk, zonder de vereiste fysieke, artistieke en psychische
kwaliteiten behaalt een team niet gauw de beker. Alweer werd aangetoond
dat het thuisland zelden succesvol is. Alweer werd aangetoond dat
Nederlanders geen killers zijn. De enkeling die wel tot deze soort
behoort, Davids, raakte verlamd en werd zelfs voor de strafschoppenserie
tegen Italië buitengesloten.
Dan toch liever Zinedine Zidane, die tot de finale de grote uitblinker
van het toernooi was. Zoals alleen Italianen dat kunnen, trokken zij in
de eindstrijd de angel uit het Franse spel door Zidane te isoleren. Maar
Zidane zou Zidane niet zijn als hij niet doorvocht en streed tot de
laatste zweetdruppel. Misschien niet zo groots als voorheen, maar even
indrukwekkend sleepte Zidane zijn ploeg na de wereldtitel naar de
Europese titel. Hoe sneu dat ook was voor spelers als Cannavaro, Nesta,
Maldini en doelman Toldo (na de geblesseerde Toldo en Peruzzi de derde
keeper van Italië), die de beste keeper van het toernooi werd.
Het was het toernooi van het spektakel, mede door een groot aantal
scheidsrechterlijke dwalingen. Scheidsrechters blijken de strijd niet
meer aan te kunnen. Mensen die nog beweren dat voetbal niet gebaat is
bij electronische assistentie, willen maar niet geloven dat er steeds
hogere belangen op het spel staan. De tuchtcommmissie meent zich te
kunnen veroorloven een paar Portugese spelers maandenlang te schorsen
omdat zij zich te veel lieten gaan na de strafschop in de slotfase tegen
Frankrijk. Wanneer de spelers direct de beelden op een monitor aan de
zijlijn was vertoond, zou de situatie mogelijk niet zijn
geëscaleerd.
Begrijpen de voetballeiders dan niet dat zij met vuur spelen? Voetbal
drijft door zijn toenemende commerciële en nationalistisch belangen
meer dan ooit op emotie. Niet de emotie van de Oranje-manie, want die
heeft niets met voetbal te maken. Een manie is, zoals in Van Dale staat,
een toestand van opgewondenheid bij een psychose. De Oranje-manie is
onschuldiger; ze is als een wolk die na verloop van tijd weer is
overgedreven.