Alleen Oranje kan Zuid-Europa volgen
Het beste voetbal komt tijdens
het EK van spelers die in Zuid-Europa actief zijn. De enige resterende
vertegenwoordiger van het noordelijke deel van Europa, Nederland, telt
negen voetballers die in Zuid-Europa spelen.
Door onze redacteur GUUS VAN HOLLAND
ROTTERDAM, 22 JUNI. Gastland Nederland houdt na de eerste ronde van het
Europees kampioenschap de eer hoog van het voetbal uit het noordelijk
deel van Europa. Zeven van de acht elftallen die zijn doorgedrongen tot
de kwartfinales zijn afkomstig uit Zuid- en zuidoost Europa. Een hoog
percentage, dat kan duiden op een ontwikkeling in het voetbal en een
verschuiving van kwaliteitsvoetbal naar het mediterrane speltype.Niet
alleen de vroege eliminatie van traditionele grootmachten als Engeland
en Duitsland is een teken dat het effectiefste en vaak ook het
aantrekkelijkste voetbal in zuidelijke landen wordt gespeeld. Niet
langer is enthousiasme, fysieke conditie en systematisch voetbal,
waarop het Noord- en West-Europese spel patent heeft, doorslaggevend.
Vaardigheid en gevoel voor het spel met de bal lijken het te gaan
winnen. Artistiek voetbal gelardeerd met passie heeft aan het begin van
een nieuw millennium de overhand gekregen.
De ontwikkelingen in de Champions League gaven al eerder in het eerste
jaar van de 21ste eeuw aan dat Zuid-Europa de toon aangeeft. Drie
Spaanse clubs bereikten de halve finales, waarvan uiteindelijk twee de
finale haalden. Wanneer we het over Spaans voetbal hebben, hebben we
het over doorgaans verfijnd en gepassioneerd voetbal. De Spaanse
competitie mag tegenwoordig worden beschouwd als de sterkste van
Europa, met clubs die naast een overvloed aan Spaans talent over
kwaliteitsspelers uit de beste naties ter wereld kunnen beschikken.
De Nederlandse selectie bestaat voor een belangrijk deel uit spelers die
hun talenten in Zuid-Europa etaleren: negen van de 22 geselecteerden
spelen in Spanje of Italië. Afgezien van het mogelijke
thuisvoordeel is Nederland misschien daarom als enige overgebleven
natie uit het noordelijke deel van Europa nog kansrijk voor de Europese
titel. Nederland geldt de laatste twee drie decennia ook als een land
dat artistiek voetbal (zoals dat op straat wordt geleerd) propageert.
In tegenstelling tot Duitsland en Engeland, waar wordt vastgehouden aan
formules en opleidingen die in het verleden tot successen leidden.
Landen waar voetbal gelijk staat aan religie, waar voetbal na het
bedrijven van de liefde als de meest hartstochtelijke
vrijetijdsbesteding geldt, beginnen de dienst uit te maken in het
internationale voetbal. Waarom is voetbal in deze landen zo belangrijk?
Waarom trekken deze landen (Spanje, Italië, Portugal en nu ook
Turkije) de grootste talenten aan? Waarom wordt juist in deze landen
het meeste geld vrijgemaakt om voetbaltalent aan te trekken en op te
leiden? Omdat voetbal daar een levensovertuiging is. Voetbal biedt de
sensaties van intens verdriet en intense vreugde.
In Engeland - het aloude voetbalbolwerk - probeert men gelijke tred met
de voetbalnaties uit Zuid-Europa te houden door voor veel (televisie-
)geld buitenlandse voetbalsterren binnen te halen. Maar men weet daar
de jeugd er maar niet van te overtuigen dat er meer is dan het
spectaculaire kick and rush-gedoe. Voetbal wordt daar niet voor
niets nog vaak mistake-football genoemd.
De stadions zitten weliswaar wekelijks vol met naar sensatie hunkerend
volk, maar om 's werelds beste (of alleen maar van Europa) te worden,
is voor de Engelse voetballers meer nodig dan hard lopen en tegen een
bal schoppen. Gewoon het gevoel voor de bal, de aanleg een bal - of wat
dan ook - te strelen; of de wens iets bijzonders te doen, iets geks,
iets kunstzinnigs. Roemenen en Turken zijn altijd al balvaardiger
geweest dan Duitsers, Engelsen, Denen, Noren en Zweden. Waarom ze nooit
bijzonder succesvol waren, had meer te maken met kwetsbaar gemoed dan
met talent. Joegoslaven (of het nu Kroaten, Serviërs,
Bosniërs, Macedoniërs, Slovenen of Montenegrijnen zijn) hebben
op een op andere manier altijd de beste voetballers ter wereld
voortgebracht - uiteraard afgezien van Argentijnen en Brazilianen.
Portugezen zijn de Brazilianen van Europa, hoewel ook zij zelden een
koelbloedige indruk maken. En dan de Fransen. Altijd gek van
voetbal, altijd boordevol (Afrikaans) talent, altijd gepassioneerd,
maar te weinig (de Europese titel van 1984 en de wereldtitel van 1998)
succesvol. Onder de oud-coach van het Franse militaire elftal, Roger
Lemerre, maken de Fransen een opvallend gedisciplineerde indruk.
Opvallend, omdat zelfs in de succesvolle jaren tachtig het Franse elftal
rond stilisten als Platini, Giresse en Tigana collectief niet zo sterk
was. Fransen hebben altijd van de bal gehouden. Mensen met gevoel
verloochenen zich niet. Zoals zelfs het reserve-elftal van Frankrijk
(zonder grootmeester Zidane) gisteren in Amsterdam ondanks de nederlaag
het Nederlands elftal een les gaf in superieur technisch voetbal, dat
was tekenend. Heerlijk, aanstekelijk en emotioneel geladen, zoals
Fransen kunnen voetballen. Ook zij hebben ervaring opgedaan in
buitenlandse competities, zoals de Spaanse, Italiaanse en Engelse.
Het Europees kampioenschap heeft meer aantrekkelijk voetbal gebracht dan
verwacht. Liefst 65 doelpunten in 24 wedstrijden (tegen 56 treffers bij
het EK 1996). Van het verwachte systeemvoetbal, geënt op
computergestuurde tactiek, is weinig te zien geweest. Keepers weten
niet wat hen overkomt, scheidsrechters worden geconfronteerd met een
ongekende passie en agressie en kunnen hun taak gezien hun opmnerkelijk
vele dwalingen duidelijk niet meer aan.
Wat de liefhebber resteert is een goed gevoel. Passie, techniek en
sensatie gaan hand in hand. Vedetten doen hun best. Het voetbal leeft.
Vreemd, nu voetballers worden geassocieerd met verwende pubers. Zidane,
Hagi, Stojkovic, Figo, Rui Costa, Del Piero, Nedved, Zahovic en Davids
zijn ondanks hun materiële rijkdom niet te beroerd hun talenten te
tonen. Gelukkig maar.