DOOD EN VERGANKELIJKHEID
De achttien doden ‘Een cel is maar twee meter breed' JAN CAMPERT
Dodenrit ‘Ja, Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg' DRS.P
De gestorvene ‘Zeven maal om de aarde te gaan' IDA M.GERHARDT
Ik denk ‘als het regent/ laat ze niet nat worden' BERT SCHIERBEEK
In memoriam ‘Ik droomde dat je naast me lag vannacht' WILLEM VAN TOORN
Kinderlijk ‘Constantyntje zalig kyntje' JOOST VAN DEN VONDEL
Men moet ‘... moet zijn zomers nog tellen' GERRIT KOUWENAAR
O dood ‘... hoe bitter is u ghedincken!' ANNA BIJNS
Op de dood van Sterre ‘Ik waak, en ‘t is hoog dag, en zie mijn Sterre niet' CONSTANTIJN HUYGENS
Op de doot van mijn dochtertje ‘Jacoba trad met tegenzin/ Ter snode wereld in' H.C.POOT
Op Poot ‘Hier ligt Poot:/ hij is dood' DE SCHOOLMEESTER
Sterfbed ‘Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud' JEAN PIERRE RAWIE
De tijd ‘Ik droomde, dat ik langzaam leefde...' M.VASALIS
De tuinman en de dood ‘Die 'k 's avonds halen moest in Ispahaan' P.N.VAN EYCK
Voor een dag van morgen ‘Wanneer ik morgen doodga' HANS ANDREUS
In memoriam voor een vriend ‘Rust nu maar uit - je hebt je strijd gestreden' NEL BENSCHOP