Beatrix 2000
Een vierluik
1
Toen ze aan haar baan als koningin begon
Was het met aarzeling - een brekebeen
Die (hoe parmantig ook) iets breken kon
In al de zekerheden om haar heen.
Geleidelijk, in twintig jaar hard werk,
Zoals dat gaat bij manager en boss,
Werd zekerheid haar trouwste handelsmerk,
Maar liet de wereld zekerheden los.
Is zij een boegbeeld in onzekere tijden,
Of is ze wrakhout in een wereld die
Heeft afgerekend met de monarchie?
Wie van de twee is hier aan het spookrijden?
Een koningin die neerdaalde in het echt,
Een wereld die aan wolkensprookjes hecht?
2
Ze zorgt ervoor dat Nederland bestaat.
Ze maakt het buitenland tot buitenland,
De presidenten temmend - en kordaat
Blust ze soms een geheime binnenbrand.
Ze schrijdt, ze wuift, ze glimt, ze zoeft voorbij -
Ons aller marionet in koningstooi.
Minzaam aanvaardt ze elke strijkerij.
Ze reist, net als de slak, nooit zonder kooi.
Ze doet haar best om koningin te zijn,
Maar er is niemand, zelfs geen huisbediende,
Die een goed woord heeft voor haar hondenbaan.
Wie zo gekooid is heeft verkeerde vrienden.
Soms zié je haar denken: o, los van de lijn,
De haren los - en, volk, loop naar de maan.
3
Er is geen keus: een koningin is mens,
Maar dan is ieder koning, koningin -
Of ze is symbool, verbinding, kwintessens,
En dan heeft pottenkijkerij geen zin.
Dus als zij werk en eigen leven scheidt
Is dat haar zwakke punt: het volk wil mee.
Mee wil het als zij met serviesgoed smijt,
Mee wil het, pardonnez-moi, naar de plee.
En mag het volk niet mee naar het toilet,
Dan wordt uit wraak op de details gelet.
Een struikeling. Een kreukel in haar rok.
Een kleine zenuwtrek. Wat daarin schuilt?
Zij ligt voortdurend op ons offerblok,
Omdat wij willen dat ze lacht en huilt.
4
Wat zou ze zeggen tot haar oudste zoon,
Als wijze raad of als verjaarsgeschenk,
Betreffende de toekomst van de troon?
Het volgende misschien: 'Lees boeken, denk,
Tuinier desnoods, ga wandelen met de honden,
Maar ga niet buikdansen in stadions -
Volkshelden worden door het volk verslonden.'
Misschien. Ze giet haar woorden graag in brons.
Misschien ook niet. Wie weet gaat hij zijn gang
En heeft hij lak, straks, aan angstvalligheid.
Wie weet wil hij de tirannie verdrijven
Van alles wat nu mysterieus moet blijven.
Dan worden we een dwergstaat, ben ik bang.
Dan zijn we koning én geheimen kwijt.