Rijksbegroting 1995
Nieuws uit NRC Handelsblad dinsdag 19 september 1995

Werkloosheid is klassieke aanpak voorbij

Door JOHN KROON
Het tekort aan werkgelegenheid in Nederland is de grootste zorg van het kabinet. Zo stond het vorig jaar in het regeerakkoord, zo staat het nu in de Sociale Nota 1996 die de bewindslieden van sociale zaken en werkgelegenheid, minister Melkert en staatssecretaris Linschoten, vandaag hebben uitgebracht.

Tegelijkertijd blijkt uit dit werkstuk dat deze bewindslieden, respectievelijk van PvdA- en van VVD-huize, niet (meer) geloven in klassieke maatregelen als panacee voor de werkloosheid. Loonmatiging moet onverminderd doorgaan, vinden ook zij, maar dat is niet genoeg. ,,Zelfs bij een economisch gunstig tij zoals in de tweede helft van de jaren tachtig is het niet gelukt de werkloosheid voldoende terug te dringen.''

De minister en de staatssecretaris schetsen een toekomstbeeld, waarin de kostwinner die 40 jaar lang 40 uur per week werkt een anachronisme zal worden. De arbeidsmarkt wordt, ook van de kant van werkgevers, flexibeler. Het tempo waarin banen ontstaan of verdwijnen gaat omhoog en werknemers willen korter werken of hun loopbaan onderbreken. Op de ,,nieuwe arbeidsmarkt'' leidt dat tot ,,een grotere afwisseling van werken en _ vrijwillig of gedwongen _ niet werken''.

Hoe die arbeidsmarkt zich in de toekomst ook ontwikkelt, op dit moment worstelt het kabinet met een hoge werkloosheid, hoofdzakelijk veroorzaakt doordat de hoge banengroei in een lange reeks van jaren is bijgehouden, zo niet overtroffen, door een almaar stijgend aanbod van potentiële werknemers: schoolverlaters, vrouwen, immigranten, voormalige WAO'ers. Een verschijnsel dat zich in Nederland in hogere mate voordoet dan elders in Europa. De afgelopen vijf jaar kwamen er jaarlijks gemiddeld 80.000 nieuwkomers op de arbeidsmarkt bij; in 1996 zullen dat er 90.000 zijn. Daarna neemt de groei af, maar zij bedraagt volgens de prognoses tot 2015 nog altijd zo'n 55.000 personen per jaar. De grote vraag is: hoe komen al deze nieuwe werkzoekenden, èn het omvangrijke werklozenbestand dat er nu al is, aan een baan. Ter vergelijking: dit jaar komen er 85.000 banen bij en volgend jaar naar verwachting 100.000. Er zijn zo'n 540.000 werklozen.

In het regeerakkoord zette het kabinet in op het scheppen van ten minste 350.000 nieuwe banen in vier jaar. Zelfs als de economische groei hoger uitvalt is een meer dan marginale vermindering van de werkloosheid, in het bijzonder de langdurige werkloosheid van de laagstbetaalden, nog ver weg. ,,Substantiële vermindering van de werkloosheid en inactiviteit is een zaak van lange adem'', erkennen de bewindslieden, die nochtans hun doel in vier woorden samenvatten: ,,Niemand aan de kant.''

Werk moet in de eerste plaats in de marktsector ontstaan, stellen de bewindslieden en ze wijzen op ondersteunende maatregelen van het kabinet in dit verband: een omvangrijke lastenverlichting voor werkgevers, die er voor een deel op wordt gericht om in het bijzonder de laagstbetaalden voor bedrijven goedkoper te maken.

Maar hoezeer ondernemers fiscaal of via loonkostensubsidies ook worden gestimuleerd lager opgeleiden aan te nemen, het zal niet genoeg zijn. Dat is de drijfveer om nieuwe werkgelegenheid in de collectieve sector te scheppen of door de overheid gesubsidieerde banen in de marktsector.

Voor een deel zijn dat banen in bijvoorbeeld de zorgsector of de openbare veiligheid, waarbij de langdurig werkloze een taak gaat verrichten tegen het minimumloon (of iets meer) en zijn uitkering dus kwijtraakt. Voor een ander deel zijn het banen waarbij de uitkering als deel van het loon wordt gebruikt. Het probleem is volgens de bewindslieden niet eens dat er voor de langdurig werklozen geen werk is. ,,Er zijn nog tal van onvervulde maatschappelijke (en individuele) behoeften, bijvoorbeeld op het terrein van veiligheid, zorg, ouderenhulpverlening, kinderopvang (..). Het probleem is veeleer: hoe organiseren wij dat dergelijk werk gedaan wordt door mensen die nu aan de kant staan. Geconstateerd moet worden dat de huidige maatschappij met de huidige instituties daar niet toe in staat is gebleken.'' Vandaar de gesubsidieerde arbeid, die ook bedoeld is te concurreren met werk dat nu "zwart' wordt gedaan.

De Sociale Nota bevat een opvallend pleidooi voor een "herpositionering' van het sociale beleid. ,,Sociale voorzieningen zijn niet alleen een kostenfactor, maar dragen ook bij aan onze welvaart (..). Bovendien zijn zij ook functioneel voor economische groei en prestaties.'' Het PvdA/VVD-duo op het departement noteert bovendien dat ,,de redelijk gelijkmatige inkomensverdeling in Nederland als een belangrijke verworvenheid kan worden beschouwd''.

Het kabinet had in zijn regeerakkoord vorig jaar aangekondigd dat het in 1996 een tussenstand van de sociale zekerheid zou opmaken, waarbij de vraag aan de orde kon komen of verdergaande ingrepen in het stelsel moesten worden voorbereid. Maar uit de Sociale Nota 1996 blijkt dat Melkert en Linschoten hoge verwachtingen hebben van de maatregelen die ze al hebben genomen of in voorbereiding hebben (zoals de wijzigingen in de Ziektewet, de WAO, de WW, de Bijstandswet en de Nabestaandenwet). Zij denken dat deze voornemens ,,een reële prikkel'' opleveren om tot minder sociale uitkeringen te komen en dat de besparingen hierop ook na deze kabinetsperiode ,,nog fors'' zullen oplopen.

De recente stelselaanpassingen moeten de tijd krijgen om te wortelen, vinden de bewindslieden. Zij voegen daaraan toe: ,,Maar er is allerminst reden om af te zien van verdere aanpassingen''. Wat Melkert en Linschoten betreft wordt de "lange-termijnverkenning' die zij volgend jaar naar het systeem van sociale zekerheid laten verrichten echter geconcentreerd op de flexibilisering van de arbeidsmarkt, in combinatie met de pogingen om mensen met een uitkering aan het werk te krijgen, alsmede op de AOW en andere oudedagsvoorzieningen. Een verlaging van de uitkeringen of de invoering van een mini- of basisstelsel komt in het vocabulaire van Melkert en Linschoten niet voor.

Voor een VVD-bewindsman is dat zeker opmerkelijk. Hij sluit dan ook niet uit dat zijn geestverwanten in de Tweede Kamer de agenda voor de lange-termijnverkenning nog wat zullen uitbreiden. ,,De VVD moet de discussie zo levendig mogelijk maken. Iedere politieke groepering moet maar op een rij zetten wat haar wensen hierbij zijn'', zegt Linschoten desgevraagd.




NRC Webpagina's (c) NRC Handelsblad (19 SEPT. 1995 / web@nrc.nl)

Voorpagina | Supplement | RIJKSBEGROTING 1995