Rijksbegroting 1995
Nieuws uit NRC Handelsblad dinsdag 19 september 1995

Begrotingstekort daalt onder norm van de Europse Unie

Met het verdrag van Maastricht koerst Europa aan op de vervanging van de nationale valuta door één Europese munt. Lage inflatie, lage rente en een stabiele munt zijn drie voorwaarden, maar in het verdrag van Maastricht zijn ook eisen gedicteerd ten aanzien van de overheidsfinanciën voor toetreding tot de Economische en Monetaire Unie (EMU). Het begrotingstekort mag niet hoger zijn dan drie procent van het bruto binnenlands produkt (bbp). Dit tekort is gedefinieerd als het vorderingensaldo van de collectieve sector. Dankzij een daling ten opzichte van 1995 met bijna één procent bbp komt het EMU-tekort in 1996 uit op 2,9 procent bbp en dus beneden de referentiewaarde.

Voor de staatsschuld geldt een maximum van 60 procent van het bbp. Maar bij dit criterium geldt een ontsnappingsclausule. Wanneer de staatsschuld hoger is, moet de schuldquote in voldoende mate afnemen en de 60 procent in een bevredigend tempo naderen.

De schuldquote, die tot 1988 een zeer snelle stijging vertoonde, heeft zich sindsdien gestabiliseerd op een niveau van rond de 80 procent van het bruto binnenlands produkt. Voor 1996 wordt een daling voorzien naar 78,4 procent. Slechts vier lidstaten hebben een schuldquote van minder dan de Maastricht-norm van 60 procent, maar daar zitten wel drie van de vier grootste landen bij van de Europese Unie (Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië). Italië en België dragen in dit opzicht de rode lantaarn, met een schuldquote die tweemaal zo hoog is als de referentiewaarde.

Ondanks forse opbrengsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen is daling van de quote in Nederland zeer bescheiden. Dit wordt onder meer veroorzaakt door de lage inflatie in 1996. De prijsstijging van het bbp bedraagt volgend jaar 1,25 procent, het laagste stijgingspercentage sinds 1989. Een relatief hoge bbp-inflatie resulteert in een relatief snelle daling van de quote; het zogenoemde noemereffect: boven de streep staat de staatsschuld, onder de streep het bbp.

Met het oog op de noodzakelijke mate van convergentie is de vroegst mogelijke ingangsdatum voor de derde fase van de EMU, 1 januari 1997, inmiddels onhaalbaar gebleken. Op de Europese Raad in Cannes is besloten om de derde fase op 1 januari 1999 te laten ingaan. ,,Die ingangsdatum houdt in dat de beslissing over toelating tot de derde fase zal plaatsvinden op basis van de tot en met 1997 gerealiseerde beleidsuitkomsten'', waarschuwt minister Zalm (financiën) in de Miljoenennota 1996.

Naast de EMU-citeria is een lagere staatsschuld gewenst om de rentelasten die op de rijksbegroting drukken te verkleinen. Met bijna 30 miljard gulden is het de op één na grootste uitgavenpost en een van de weinige uitgavencategorieën die nog steeds toenemen. En lagere rentelasten zijn volgens minister Zalm ook noodzakelijk om de kosten van de vergrijzing van de bevolking op te vangen.




NRC Webpagina's (c) NRC Handelsblad (19 SEPT. 1995 / web@nrc.nl)

Voorpagina | Supplement | RIJKSBEGROTING 1995