Het kan niet uitblijven. Om de zoveel dagen wordt er wel een ‘belangrijkste zus of zo’ van de twintigste eeuw gekozen. En dus rijst ook de vraag: ‘wie is de belangrijkste econoom van deze eeuw?’ We hebben er geen onderzoek naar gedaan, de keuze is een persoonlijke en hij zal door velen worden onderschreven en door veel anderen worden afgewezen. Volgens sommigen heeft hij volledig afgedaan, anderen weten zijn theorie de plaats te geven die hem toekomt.
John Maynard Keynes wordt geboren in 1883, het sterfjaar van Karl Marx; hij sterft in 1946 als Lord Keynes, met eredoctoraten van Edinburgh, de Sorbonne en Cambridge. Keynes is typisch het knapste jongetje van de klas en is dat ook altijd gebleven. Hij behaalt uitnemende resultaten op Eton en viert triomfen op King's College, Cambridge. Als hij op een examen tot ieders – en vooral zijn eigen – teleurstelling niet eerste maar tweede wordt, met economie als slechtste vak, zegt hij: ‘The examiners presumably knew less than I did.’
Keynes was een briljant en veelzijdig man. Niet alleen publiceerde hij baanbrekend werk op zijn vakgebied, hij schreef ook een hoog geprezen boek over mathematische waarschijnlijkheids-rekening. Hij was een vooraanstaand lid van de Bloomsburygroep, Engelands 'avant-garde' van intellectuelen en kunstenaars. Hij bekleedde hoge politieke ambten. Tussendoor vergaarde hij een groot vermogen als belegger/speculant.
Keynes verklaart de grote werkloosheid van de jaren dertig als een gevolg van onderbesteding: er zijn niet genoeg orders om het productieapparaat – de mensen en de machines – aan het werk te houden. Hij zet zich in zijn in 1936 verschenen 'General Theory of Employment, Interest and Money' af tegen de in die tijd heersende mening dat werkloosheid een tijdelijk verschijnsel zou zijn. Hij prijst als oplossing aan niet af te wachten, maar actief de economie nieuw leven in te blazen. De overheid zou of zijn eigen bestedingen kunnen opvoeren, of door belastingverlaging de koopkracht van gezinnen en bedrijven kunnen vergroten.
Voor een liberaal een bijzondere stellingname. Keynes legde de vinger op een van de tekortkomingen van het marktmechanisme, die om correctie door de overheid vraagt. Tot ver in de jaren zeventig heeft deze benadering de economische politiek van westerse regeringen beheerst. En in de macro-economische hoofdstukken van leer- en studieboeken nam de theorie van Keynes een centrale plaats in.
Men raakte ervan overtuigd het werkloosheidsvraagstuk onder de knie te hebben. Totdat op een gegeven moment het recept niet meer werkte. Het duurde even voordat regeringen in de gaten hadden dat ze niet met de Keynesiaanse conjunctuurwerkloosheid van doen hadden maar met structuurwerkloosheid, die ontstaat door veranderingen aan de aanbodkant van het economisch proces. De belangstelling voor de aanbodfactoren had zelfs tot gevolg dat men de theorie van Keynes, die de macro-vraag centraal stelt, als afgedaan beschouwde. ‘Keynes is dead’ klonk het van de daken. Onzin natuurlijk: in een economie zijn het zowel vraagfactoren als aanbodfactoen die de groei van de productie en de werkgelegenheid bepalen.
Dat roept direct de vraag op of er niet ook een belangrijke econoom van de aanbodkant te noemen valt. Die is er wel degelijk, in de persoon van Joseph Alois Schumpeter. Geboren in Oostenrijk in hetzelfde jaar als Keynes, in 1932 naar Harvard vertrokken en gestorven in 1950. Zijn grote aandacht voor de stuwende kracht van de innoverende ondernemer rechtvaardigt zijn plaats bij de top-aanbodkant economen en maakt hem in onze tijd weer heel actueel. In zijn Business Cycles (1939) verklaart hij de productiegroei uit de interactie tussen uitbarstingen van technologische ontwikkeling en de concurrentie tusen bedrijven. Evenals Kondratieff zag Schumpeter een lange golfbeweging in de kapitalistische economie: elke ongeveer vijftig jaar veroorzaakt een technologische revolutie een golf van ‘creative destruction’ waarin oude bedrijfstakken worden weggevaagd en worden vervangen door nieuwe. Wij zijn sinds de jaren tachtig bezig met de vijfde lange golf, gedragen door de informatietechnologie (IT).
In 1942 voorspelde Schumpeter in zijn beroemde ‘Capitalism, Socialism and Democracy’ dat de kapitalistische economie aan zijn eigen succes ten onder zou gaan en plaats zou maken voor een socialistisch systeem. Het zal duidelijk zijn dat deze voorspelling niet de basis is van de toenemende belangstelling voor Schumpeter de laatste tijd.
Wat dat betreft deed Keynes beter. In de eerste wereldoorlog bekleedt hij een post bij het ministerie van Financiën en is in 1918 als vertegenwoordiger van de schatkist aanwezig bij de vredesconferentie van Versailles. Machteloos en woedend ziet hij een verdrag tot stand komen dat de basis legt voor de ellende in de komende decennia. Hij neemt ontslag en schrijft het beroemde 'The Economic Consequences of the Peace'. Een briljant en vernietigend boek. Niet het herstel van Europa stond voorop bij de Conferentie, maar het roekeloos uitleven van politieke wrok. Keynes schrijft onder meer:
'Het gevaar dat ons bedreigt, is een zo snel dalen van de levensstandaard in Europa, dat een deel van de bevolking van honger omkomt. Niet alle mensen zullen rustig de dood tegemoet gaan. Sommigen maakt ontbering loom en onverschillig, maar er zijn temperamenten die erdoor tot een nerveuze, labiele hysterie en wilde wanhoop gedreven worden. Deze laatsten zullen in staat zijn in hun razernij de laatste resten van organisatie omver te werpen, en in hun pogingen de eigen overweldigende behoeften te bevredigen de westerse beschaving vernietigen. Dat is het gevaar waartegen al onze hulpbronnen, onze moed en ons idealisme nu verzameld moeten worden'.
Elke keer als ik dit lees, geschreven 15 jaar voordat Adolf Hitler aan de macht kwam, krijg ik een brok in mijn keel. Daarom dus Keynes.
RS