Een interessante parallel: de mislukking van de WTO-vergadering in Seattle en het in de Haag uit de hand gelopen scholierenprotest tegen de tweede fase. In Seattle werden netjes demonstrerende niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) overstemd door groeperingen die het niet ging om oprechte zorg over het milieu en de arbeidsomstandigheden. De strijd tegen milieuvervuiling en de kinderarbeid werd misbruikt om de eigen werkgelegenheid te beschermen. In Den Haag werden netjes op het Malieveld optredende scholieren overschreeuwd door relschoppers die voor acht ton schade aanrichtten in het democratisch centrum van ons land, het Binnenhof. Akkoord, waar gehakt wordt vallen spaanders. Het echte schandaal vormen dan ook leidende figuren als Bill Clinton en Karin Adelmund. Bien étonnés de se trouver ensemble (voor wie nog Frans in z’n pakket heeft). Clinton toonde een laf soort sympathie voor de pressiegroepen die het motief kinderarbeid misbruiken om exportproducten van arme landen buiten de deur te houden. In plaats van een vlammend pleidooi voor vrijhandel te houden. Staatssecretaris Adelmund maakte het nog een beetje bonter door zich aan te sluiten bij de protesten tegen een stuk onderwijsvernieuwing waar ze nota bene zelf voor verantwoordelijk is.
Deze pikante politieke zaken mogen ons intussen niet afleiden van de werkelijk ernstige gevolgen van Seatlle. De echte verliezers zijn de arme landen die de aanpak van de ernstig zieke landbouwpolitiek in de rijke wereld weer vertraagd zien. Landbouw daarbij ruim genomen, dus inclusief visserij, veeteelt en agro-industrie. (zie: 'Beschermde boeren', Economie voor jou, 15 februari 1999 en 'Mercosur en het Europese landbouwbeleid', Economie voor jou, 12 juli 1999)
Deze WTO vergadering zou het startpunt moeten zijn van wereldwijde onderhandelingen onder andere over:
- het afschaffen van exportsubsidies op landbouwproducten door de rijke landen, en
- het verlagen van de invoerheffingen op import van landbouw uit ontwikkelingslanden;
- het afschaffen of terugdringen van non-tarifaire belemmeringen.
Er wordt zelfs gesuggereerd dat delen van het bedrijfsleven (vakbonden, landbouworganisaties en bedrijven) in de rijke landen de protestbewegingen een stevig handje hebben geholpen er in Seattle een puinhoop van te maken.
Intussen zijn de ontwikkelingslanden – terecht – razend. In 'Rio laakt rijke landen', NRC Handelsblad 7 december 1999, beschrijft Marjon van Royen de woede van Brazilië. Het Braziliaanse weekblad Veja gebruikt als kop: 'Het masker van de rijke landen is gevallen, in Seattle tonen zij hun neoprotectionistische gezicht'. De Braziliaanse president, Fernando Henrique Cardoso, reageerde geprikkeld op Clintons aanklacht: ,,Als de Verenigde Staten hun handelsbarrières opheffen, krijgen ontwikkelingslanden meer kans om armoede en kinderarbeid te bestrijden."
De Braziliaanse minister van Landbouw Pratini de Moraes: ,,Alleen al het afschaffen van de Amerikaanse importheffingen op sinaasappelsap zou de negatieve Braziliaanse handelsbalans in een positieve doen omslaan."
Amerika beschermt zijn Californische sinaasappels waardoor Brazilië jaarlijks 1,5 miljard dollar aan sinaasappelexport naar de VS misloopt. De VS hanteren zulke strenge gezondheidseisen dat alle fruit bedorven is voor het het land inkomt. Braziliaanse kippen komen Amerika al helemaal niet in. En Europa is zo mogelijk nog protectionistischer. Meer dan 80 procent van de landbouwsubsidies die in de wereld worden gegeven, komen voor rekening van de Europese Unie. Een modelvoorbeeld is de Europese suikerproductie. Op een gegeven moment is men in Europa als vervanger voor geïmporteerde rietsuiker zelf bietsuiker gaan verbouwen. Al snel oogstte men meer dan voor eigen gebruik nodig was en werd bietsuiker een exportproduct. Het probleem dat de suikerprijs in Europa vele malen hoger ligt dan de wereldmarktprijs wordt eenvoudig opgelost door de suikerexporteurs een exportsubsidie te geven. Daarmee wordt de rietsuikerproducenten, onder andere in Brazilië, grote schade toegebracht en de Europese bietsuikerindustrie kunstmatig gestimuleerd.
Het is de Cairnesgroep, een groep van 18 landbouwexporterende landen onder leiding van Australië, die probeert door gezamenlijk optreden een vuist te maken tegen dit soort misstanden. De aanpak van het dubieuze Europees landbouwbeleid sinds de Uruguayronde (1986-1993) is een gevolg van successen van deze Cairnesgroep.
Ook nu weer, ter gelegenheid van de WTO conferentie in Seattle, maakte de Cairnesgroep zich bij monde van de Australische minister van Handel sterk voor het aanpakken van de handelsbelemmeringen die Japan, de VS en de EU opwerpen voor landbouwproducten:
- voor de handel in landbouwproducten zouden dezelfde regels moeten gelden als voor de handel in andere goederen; momenteel wordt de handel in landbouwproducten belemmerd door tarieven die gemiddeld drie maal zo hoog zijn als die voor niet-landbouwproducten;
- daarvoor dienen exportsubsidies en andere ontwrichtende steunmaatregelen te worden afgeschaft;
- niet alleen de bevolking in arme landen lijdt onder de handelsbeperkingen, ook de consumenten/belastingbetalers in de rijke landen worden benadeeld: in de Europese Unie betalen zij 140 miljard dollar per jaar om hun landbouwsector te steunen;
- het wordt steeds duidelijker dat ook de landbouwproductenverwerkende industrie in de ontwikkelingslanden schade lijdt; Brazilië mag wel koffiebonen naar Duitsland exporteren, maar geen koffiepoeder. Terwijl juist met de verwerking goed geld valt te verdienen. Het is maar één van vele voorbeelden.
Wij roepen schijnheilig dat het beter is om landen handel te laten drijven dan ze met ontwikkelingshulp tegemoet te treden. 'Trade not aid' is het devies. Maar o wee als die ontwikkelingslanden met hun producten aan onze grenzen staan. Dan blijken die gesloten.
RS