Nederland en de `nieuwe economie'
Roel Janssen
Nederland komt terug van vakantie en koestert zich in een ongekende welvaart. Het gaat goed met de consumentenbestedingen, de banen, de inkomens, de beurskoersen, de waardestijging van de huizen en met de overheidsfinanciën. Als het een beetje meezit gaat Nederland de nieuwe eeuw in met een begrotingsevenwicht. Dat is sinds 1971 – onder minister van Financiën Nelissen in het kabinet Biesheuvel – niet meer voorgekomen.
Het tijdperk van het rooskleurige scenario prikkelt de verbeelding. Nederland is niet langer het land van de `Hollandse ziekte' en het `poldermodel' heeft als geuzennaam afgedaan. Nee, Nederland is het eerste Europese land waar de `nieuwe economie' zijn intrede doet.
Het begrip new economics is overgewaaid uit de Verenigde Staten. In Amerika is het al een aantal jaren populair als verklaring voor de ongeëvenaarde economische expansie sinds 1991. De VS maakten de langste periode van groei van deze eeuw mee en die overvloed leidt tot nieuwe economische afwegingen.
De Amerikaanse schatkist puilt uit van de overschotten en in Washington ruziën de politici over voorstellen om de miljarden van het begrotingsoverschot te besteden. In Nederland ís er nog geen overschot. Het CPB voorspelde wel dat een begrotingsevenwicht in 2000 binnen bereik ligt, maar premier Kok waarschuwde onmiddellijk voor teveel optimisme. Politiek gezien verstandig, al gaat het over verschillen van tienden van procentpunten die binnen de statistische foutenmarge liggen. In het behoedzame scenario van het regeerakkoord ligt trouwens vast wat er met meevallers moet gebeuren: zoveel in het begrotingstekort, zoveel naar lastenverlichting.
Toch wordt de politiek een stuk interessanter als niet meer bezuinigd hoeft te worden, maar weer iets te verdelen valt. Waarbij de keuzes in Nederland in grote lijnen dezelfde zijn als in de VS: lastenverlichting, schuldaflossing, sparen voor later of iets leuks voor de kiezers.
Wat heeft dit met de `nieuwe economie' te maken? Trouwens, wat is dat eigenlijk, die `nieuwe economie'?
De eenvoudigste samenvatting is dat de nieuwe economie het einde van de traditionele conjunctuurtheorie inluidt. Geen afwisseling meer van groei en recessie: in de nieuwe economie gaat alles alleen maar omhoog. De groei wordt niet verstoord door vervelende bijverschijnselen zoals oplopende inflatie, oververhitting en uiteindelijk een recessie.
Volgens de Amerikanen is deze ontkenning van de economische zwaartekracht te danken aan de IT-revolutie. Dat is de revolutie van de computers, de elektronica en Internet. Volgens de pleitbezorgers van de `nieuwe economie' zijn de effecten hiervan groter dan die van de introductie van de stoommachine, de verbrandingsmotor of de elektriciteit. De onbegrensde toepassingsmogelijkheden van de informatietechnologie zorgen voor stijgende productiviteit, volledige werkgelegenheid en de dood van de inflatie.
En voor een stijging van de graadmeter van het economische welbevinden, de beurskoersen. Wall Street verkeert in een roes omdat de overtuiging heeft postgevat dat de bedrijfswinsten dank zij de toepassing van IT alleen maar omhoog kunnen, inflatie geen bedreiging vormt en het rentespook niet op de loer ligt. Het welvaartseffect van de hoge beurskoersen vergroot op zijn beurt de consumentenbestedingen. Kortom: dit is het beste van alle werelden.
Wacht even. Klopt dit allemaal? Luidt de new economics werkelijk het einde van de conjunctuurbewegingen in?
Ter verklaring voor de fenomenale prestaties van de Amerikaanse economie zijn ook andere factoren van belang. De afgelopen paar jaar had de wereldeconomie te maken met de vraaguitval van Azië en Japan waardoor de grondstoffenprijzen – vooral de energieprijzen – kelderden en de dollar in koers steeg. Dank zij de dure dollar en de lage grondstoffenprijzen konden de VS hun prijsstabiliteit als het ware importeren: wat de Amerikaanse economie door capaciteitsproblemen niet zelf kon leveren, werd geïmporteerd uit goedkope landen. Dit is zichtbaar in de handelsstatistieken: afgelopen maand boekten de VS een recordtekort op hun handelsbalans.
Deze externe omstandigheden zijn aan verandering onderhevig. De Aziatische landen maken een krachtig herstel door, de grondstoffenprijzen gaan omhoog (de olieprijs is in een half jaar verdubbeld), de dollar lijkt zijn sterkste tijd te hebben gehad en de financiële markten beginnen zich in toenemende mate zorgen te maken over de Amerikaanse handelstekorten.
Er is ook een andere relativering van het optimisme. De wonderen die aan IT worden toegeschreven, verbleken. De IT-aandelen dalen in koers. Natuurlijk zorgt Internet voor ongekende mogelijkheden, maar die dragen niet uitsluitend bij aan de winstgroei van ondernemingen. Iedere medewerker met een Internet-computer op zijn bureau weet hoe makkelijk het is tijd te besteden aan het lezen en verzenden van e-mails of het opzoeken van interessante Internet-sites die allesbehalve werk-gerelateerd zijn. Dat is allemaal vreselijk leuk, maar niet productiviteitsverhogend.
Nederland staat nog maar aan het begin van de `nieuwe economie' – als het al zover komt. Ook hier stuwt de goedvoel-factor van de gestegen huizenprijzen en beurskoersen de consumentenbestedingen op, ook hier is de inflatie laag en de rentevrees gering. Maar de arbeidsmarkt is minder flexibel dan die in de VS en de werkloosheid is verborgen in de sociale zekerheid. De doorbraak van IT staat nog in zijn kinderschoenen.
Toch dienen zich nieuwe ontwikkelingen aan waarop de politieke consensus over het beleid van de afgelopen twee decennia niet is afgestemd. Al is het te vroeg om het einde van de conjunctuur aan te kondigen, Nederland staan nieuwe economische tijden te wachten.