NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
AGENDA
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE
Overzicht
Vragen & Opmerkingen
Begrippenlijst:
A, B,
C, D,
E, F,
G, H,
I, J,
K, L,
M, N,
O, P,
Q, R,
S, T,
U,
V, W,
X, Y,
Z
Financieel- economische
schakels
|
Er is opschudding ontstaan rond het RIVM, het Rijksinstituut voor Volksgezonheid en Milieu. Dit instituut brengt onder andere jaarlijks een Milieubalans uit, waarin de ontwikkeling van de kwaliteit van het milieu wordt beschreven. Een medewerker van dit instituut, de statisticus J. de Kwaadsteniet is van mening dat het instituut bij de publicatie van haar rapporten ‘het niet erg nauw neemt met de waarheid en dat onzekerheden vaak ten onrechte als feiten worden gepresenteerd’. ('Dispuut over milieucijfers, RIVM laakt kritiek van medewerker', NRC Handelsblad 26 januari 1999). De Kwaadsteniet vond naar zijn zeggen bij zijn directie geen gehoor voor zijn kritiek, wat voor hem aanleiding was ermee naar buiten te treden. Inmiddels is hij geschorst.
Om de complexe wereld te doorgronden wordt in de wetenschap vaak van modellen gebruik gemaakt. Zo’n model is een schematische voorstelling van een deel van de werkelijkheid. De werkelijkheid wordt daarbij gereduceerd tot een paar min of meer overzichtelijke samenhangen. Het model stelt ons in staat om op basis van een aantal vooronderstellingen tot bepaalde uitspraken te komen. Een voorbeeld uit de economie: het meest simpele Keynesiaanse model legt een verband tussen de omvang van de totale bestedingen in een land en de hoogte van de conjunctuurwerkloosheid. We kunnen bijvoorbeeld aangeven met welk aantal personen deze werkloosheid afneemt als we de investeringen met 10 miljard verhogen. Omgekeerd kunnen we ook nagaan met welk bedrag de investeringen zouden moeten toenemen als we de werkloosheid met 100.000 personen willen verlagen. Op deze laatste manier worden modellen gebruikt bij ter ondersteuning van het beleid. Bij de economische politiek, bij het milieubeleid en in ondernemingen.
De uitkomsten die uit modelberekeningen worden verkregen, moeten met grote omzichtigheid worden gebruikt. Een model is maar een model. De uitkomst hangt ten eerste af van de opbouw van het model. Voorbeeld: het eenvoudige Keynesiaanse model kan maar een gedeelte van de werkloosheid verklaren. Eventueel bestaande structuurwerkloosheid komt er niet in voor: er is geen vergelijking opgenomen waarin deze een rol speelt. De uitkomsten van het model hangen dus sterk af van de veronderstellingen waarop het model is gebaseerd. Het zijn voorwaardelijke uitspraken in die zin dat ze gebonden zijn aan gehanteerde veronderstellingen. Verander je deze, dan veranderen ook de uitkomsten. Dit is niet alleen van wezenlijke betekenis in de theorie, maar ook bij het beleid.
Het Centraal Planbureau (CPB) maakt gebruik van een beleidsmodel dat vele malen gecompliceerder is dan het genoemde eenvoudige Keynesiaanse model. De vergelijkingen van dit model zijn geschat met aan de werkelijkheid ontleende cijferreeksen. Maar het principe van de aanpak is hetzelfde: de uitspraken hebben een voorwaardelijk karakter. In het Woord vooraf bij het jaarlijks in april verschijnend Centraal Economisch Plan (CEP) besteedt de directeur van het Planbureau hier meestal aandacht aan. Gesproken wordt over uiteenlopende scenario’s op basis van verschillende beleidsveronderstellingen, er wordt gewezen op de onzekerheden die een afwijkende internationale ontwikkeling meebrengt, er is sprake van onzekerheids- en beleidsvarianten en van ramingmarges. In 1992 verscheen naast de publicatie FKSEC die het door het CPB gehanteerde model van de Nederlandse economie beschrijft, een FKSEC Variantenboek. Met behulp van de bijgeleverde diskette kon de gebruiker zelf de gevolgen van alternatieve veronderstellingen doorrekenen.
De kritiek van De Kwaadsteniet op het RIVM is in zoverre te begrijpen, dat men naar dergelijke voorbehouden in bijvoorbeeld het Voorwoord van de Milieubalans tevergeefs kan zoeken. Voor een nadere uiteenzetting en methodische onderbouwing wordt verwezen naar de site www.milieubalans.rivm.nl. Helaas, ik heb in deze Internetpublikatie ‘Achtergronden bij de Milieubalans 98’de aangekondigde uitleg van de gehanteerde methodiek niet kunnen vinden. Van enige relativering is geen sprake. Dit is overigens iets anders dan manipulatie van onderzoeksgegevens, waar De Kwaadsteniet over spreekt. In Het Parool van 26 januari valt hoogleraar milieukunde Lucas Reijnders hem bij. Reijnders beweert dat instituten als het RIVM – en hij neemt voor het gemak het CPB even mee – onder politieke druk ‘de wetenschap gebruiken als een soort veredelde public relations’. In 'Slecht georganiseerd onderzoek' (NRC Handelsblad 30 januari 1999) wees collega Eduard Bomhoff erop dat instituten die van één geldgever afhankelijk zijn de natuurlijke neiging hebben de geldgever naar de mond te praten. Hij pleit ervoor de rol van het RIVM te beperken tot dataverzameling zoals bij het CBS en de analyse uit te besteden aan echt onafhankelijke wetenschappers.
Ik kan de beschuldigingen staven noch weerleggen omdat ik onvoldoende ervaring heb in dit krachtenveld. Wel heb ik de ervaring dat onderzoeksresultaten die het beleid niet welgevallig zijn nog wel eens in een bureaulade verdwijnen.
Het RIVM zou er goed aan doen de betrekkelijkheid van haar uitspraken meer aandacht te geven.
RS
|