Slachtoffers van goedkope olie
Goedkope olie: je zou zeggen dat we daar heel tevreden mee moeten zijn. Lage prijzen voor het smeermiddel van de wereldeconomie, goedkope energie, verwarming en transport. Prima voor een lage inflatie. Een hoop consumenten en producenten profiteren daarvan. Maar er vallen ook slachtoffers te melden als de olieprijs te laag is. Ten eerste vanzelfsprekend de grondstofproducenten, waarvan een groot deel verenigd is in het Opec-kartel. Maar ook een niet bij de Opec aangesloten land als Noorwegen, sterk van olie-ontvangsten afhankelijk, raakt in de problemen. Verder gaat de lagere olieprijs ook niet voorbij aan Koninklijke/Shell: 'Winst Shell daalt 27 procent door lage olieprijs', NRC Handelsblad 7 mei 1998. Ten derde loopt bij een gegeven laag prijsniveau de hele Noordzee olieproductie gevaar. Vervolgens onze eigen Rijksoverheid die de aan de olieprijs gekoppelde aardgasopbrengsten ziet dalen. En tot slot maar zeker niet het onbelangrijkst: ook het milieu is slachtoffer van goedkope olie.
Een lage prijs is het gevolg van een te groot aanbod bij een gegeven vraag, of een te kleine vraag bij een gegeven aanbod. Het teruglopen van de vraag naar ruwe olie wordt in het algemeen verklaard uit het wegvallen van een deel van de afzet in Azië en uit zachte winters. Hierop is door de aanbieders onvoldoende gereageerd. Omdat ze een gegeven bedrag aan olie-inkomsten nodig hebben, zullen veel landen geneigd zijn als reactie op een lage verkoopprijs hun productie juist op te voeren. Binnen een kartel als Opec ontstaat zelfs ruzie: 'Prijsval olie verscheurt OPEC', NRC Handelsblad 14 maart 1998 en het kartel dreigt zijn greep op de materie geheel te verliezen: 'Afspraak zonder OPEC', Economie voor jou 30 maart 1998.
Niet alleen Opec-leden maar ook andere olieproducenten, zoals Noorwegen, krijgen grote moeilijkheden: 'Lage olieprijs stort Noren in crisis', NRC Handelsblad 29 augustus 1998. In het verlengde hiervan loopt de relatief dure oliewinning in Noordwest-Europa gevaar: 'Europa's oliesector bedreigd', NRC Handelsblad 11 november 1998.
Nu de olieprijs in een jaar is gedaald van 20 dollar per vat naar 12 dollar nu, kan het gebeuren dat de olie- en gasindustrie het stabiele maar relatief dure Noordwest-Europa inruilt voor instabiele gebieden met lage kosten. Onze energievoorziening wordt dan weer in sterkere mate afhankelijk van Arabische olielanden, wat ook politiek niet zo'n plezierig vooruitzicht is.
Nederland, dat zijn aardgasprijs heeft gekoppeld aan de olieprijs zal de aardgasontvangsten op de overheidsbegroting zien teruglopen. Bij ons minder dramatisch dan bij een 'echt olieland', maar het is toch een geduchte tegenvaller voor minister Zalm.
Tot slot het milieu als olieslachtoffer. We herinneren ons uit de tijden toen de olieprijzen sterk stegen welke bijdrage dit heeft geleverd aan energiezuiniger produceren, verwarmen en transporteren en aan het ontwikkelen van alternatieve niet-fossiele energievormen. Auto's werden tot het uiterste gestroomlijnd en er werden steeds meer kilometers uit een liter benzine geperst. Voor zover deze technologische vernieuwingen omkeerbaar zijn, zullen ze bij lage olieprijzen de andere kant op werken. Tenzij de overheid zo verstandig zou zijn de olieprijsdaling te compenseren met een accijnsverhoging. Dit zou een lichtpuntje voor 'het milieu' kunnen zijn. Maar voor het overige krijgt de speurtocht naar energiezuiniger technieken van deze olieprijsdaling een knauw.
RS