Waarom al die kritiek op de Aziatische Tijgers?
De
economische logica van Joseph E. Stiglitz, chef-econoom van de
Wereldbank
Door Hans Buddingh'
De Amerikaan Joseph E. Stiglitz (56) is een
van de belangrijkste economen ter wereld. Hij had altijd al zijn
eigengereide meningen, maar dit jaar viel hij in het bijzonder op met
kritiek op de wijze waarop het IMF en zijn eigen Wereldbank de
Aziatische crisis menen te moeten bezweren. Een toekomstig
Nobelprijswinnaar over onontkoombare economische wetmatigheden.
In het leven van Joseph E. Stiglitz is sinds hij ging studeren in
één opzicht nooit iets veranderd. Op de achterbank van de
limousine die hem naar een seminar op de Universiteit van Virginia
brengt, doceert de 56-jarige chef-econoom van de Wereldbank de finesses
van zijn vak. Een paar weken geleden deed hij hetzelfde in de klas van
zijn zoon op een highschool in Washington. Er waren slechts drie
leerlingen voor het vak economie, maar Stiglitz nam er volgens een
verslag in de New York Times alle tijd voor.
Tot begin vorig jaar was president Clinton zijn belangrijkste leerling.
Als voorzitter van de Council of Economic Advisors sprak Stiglitz
wekelijks met de president over alle belangrijke economische
ontwikkelingen. ,,Mijn memoranda hadden toen de allerkleinste
lezerskring'', zegt hij breed lachend.
Joseph Stiglitz koos voor het vak economie, omdat hij ,,sociaal
relevant'' bezig wilde zijn. Van zijn gedrevenheid heeft de topeconoom,
die regelmatig wordt getipt als toekomstig Nobelprijswinnaar, nooit iets
verloren. Bij de Wereldbank heeft Stiglitz alle ruimte. Tegelijkertijd
is hij ook de academicus die altijd prikkelende vragen blijft opwerpen
over wat voor menigeen vanzelfsprekend lijkt. De hoogleraar die ook nu
nog één avond per week aan Stanford University doceert,
beschouwt zichzelf dan ook als een 'oude jonge Turk'.
Begin dit jaar baarde Stiglitz opzien door openlijk de receptuur van het
Internationaal Monetair Fonds en zijn eigen Wereldbank voor de
Aziatische crisislanden ter discussie te stellen. In lezingen veegde hij
vloer aan met de zogenoemde Washington Consensus over macro-economisch
beleid. Is er eigenlijk wel empirisch bewijs dat inflatie kostbaar is
voor een economie? En hoe verstandig is het naar budgettair evenwicht te
streven?
Stiglitz formuleert onconventionele antwoorden, maar altijd gebaseerd op
uitvoerig onderzoek. Een te sterke focus op inflatie ontneemt vooral
hervormende economieën de noodzakelijke flexibiliteit, zonder dat
er extra economische groei tegenover staat. Een ontwikkelingsland als
Ethiopië had de afgelopen jaren een begrotingstekort van acht
procent. Volgens Stiglitz was dat een ,,optimaal'' tekort, want
tegenover de stroom aan buitenlandse leningen stonden hoge rendementen
op overheidsinvesteringen. Voor Stiglitz staat vast dat de ,,meer
dogmatische'' versies van de Washington Consensus het zicht op zowel het
succes als het falen van de Zuidoost-Aziatische economieën
ontnemen.
Rode draad in Stiglitz' economisch denken is 'informatie'. Markten
kunnen alleen goed functioneren wanneer alle deelnemende marktpartijen
over perfecte 'informatie' beschikken. En informatie omvat heel wat meer
dan alleen prijzen. Dat geldt zeker voor financiële markten.
Stiglitz ging al tijdens zijn studie aan het Massachusetts Institute of
Technology (MIT) op zoek naar de imperfecties van markten. Aan de
University of Chicago zaten de echte 'grote' economen, onder wie de
latere Nobelprijswinnaar Milton Friedman. Maar de Chicago-boys die in de
jaren zeventig de liberale revolutie predikten, hadden volgens Stiglitz
de ,,ongelukkige gewoonte'' de evenwichtsmodellen al te serieus te
nemen.
Imperfecte informatie leidt tot inefficiënt functionerende markten
en dus tot welvaartsverlies. Overheidsmaatregelen hebben maar al te vaak
onbedoelde effecten, omdat beleidsmakers geen rekening houden met
inefficiencies op de markten. Stiglitz deed sinds de jaren zestig
onderzoek naar imperfecte markten, van de loonvorming in Keniaanse
economie tot de premievaststelling op de Amerikaanse verzekeringsmarkt.
U heeft forse kritiek op het feit dat voor de Aziatische crisislanden
aanvankelijk dezelfde strakke macro-economische recepten zijn geschreven
als voor landen in Zuid-Amerika en, een paar jaar geleden, voor Mexico.
,,Latijns-Amerika begon met een geschiedenis van hoge inflatie en
overheidstekorten. In Zuidoost-Azië was er juist sprake van een
lage inflatie en in sommige gevallen van begrotingsoverschotten. In
Latijns-Amerika ging het er dus om investeerders [met die ervaring van
hoge tekorten en hoge inflatie in het achterhoofd] ervan te overtuigen
dat de landen bezig waren de onderliggende problemen na jaren eindelijk
aan te pakken. En die onderliggende problemen waren dus macro-economisch
van aard, vandaar de opgelegde fiscale en monetaire beperkingen. In
Zuidoost-Azië waren er geen macro-economische problemen. Daarom lag
het niet voor de hand, dat fiscale en monetaire maatregelen zouden
helpen het vertrouwen te herstellen.''
Dus door de crisislanden te dwingen tot forse renteverhogingen werd aan
de markten de verkeerde informatie gegeven?
,,In mijn theoretische werk heb ik altijd benadrukt dat investeerders
zich niet zozeer zorgen maken over de rente die hun wordt beloofd, maar
over het risico dat ze hun investering niet terugontvangen. Hoge rentes
zijn voor hen dus niet zo interessant. De algemene situatie in de
Aziatische landen was zodanig dat het mij plausibel leek dat een
renteverhoging juist tot een daling van de verwachtingen over
terugontvangsten kon leiden. Dan leidt een renteverhoging dus niet tot
een instroom, maar juist tot een uitstroom van kapitaal.''
Is dat wat er bijvoorbeeld ook in Rusland kan gebeuren, waar de
rentetarieven sterk zijn verhoogd, maar het vertrouwen in de
financiële markten nog niet is hersteld?
,,Het gebeurt altijd wanneer investeerders denken dat het risico van een
faillissement sterker stijgt dan het rentetarief. Je maakt het er dan
niet attractiever op. De bottomline is dat een renteverhoging zozeer tot
een economische neergang leidt, dat de waarschijnlijkheid van
faillissementen toeneemt. Dan creëer je dus een situatie met twee
kwaden: zowel een hogere rente als lagere wisselkoersen. Dat is een zorg
waaraan volgens mij meer aandacht had moeten worden besteed.''
In de Aziëcrisis is dat onvoldoende gebeurd?
,,Het is duidelijk, en ik heb dat voorzien, dat de renteverhogingen niet
hebben geleid tot stabilisering van de wisselkoersen. Er was in
Zuid-Korea pas sprake van koersstabilisering toen een schuldenakkoord
met de banken werd bereikt, en in Indonesië toen werd besloten tot
een schuldenmoratorium. Onze modellen gaven aan dat de omvang van de
economische neergang door een renteverhoging veel groter zou zijn om de
redenen die ik eerder noemde. Het aanpakken van de financiële
sector moet dan ook met de uiterste gevoeligheid gebeuren, anders
vererger je de situatie. De kredietverlening zal in elk geval toch
inzakken. In de Verenigde Staten hebben we onze spaarbankencrisis in de
jaren tachtig zorgvuldig aangepakt om de economische verstoring te
minimaliseren, maar zelfs toen kregen we met een recessie te maken.''
Wat betekent uw vaststelling voor de door liberale economen bepleite
volledige liberalisering van het korte kapitaalverkeer, waaronder het
wereldwijde 'flitskapitaal' dat juist in de Aziatische crisislanden voor
een snelle schuldenstijging zorgde?
,,Het bewijs is overtuigend dat handelsliberalisering tot snellere
economische groei leidt. Maar als het om liberalisering van het korte
kapitaalverkeer gaat, ontbreekt het bewijs dat hierdoor groei en de
investeringen toenemen. De Aziatische landen hebben al hoge eigen
besparingen, waardoor de extra marginale opbrengst van kort buitenlands
kapitaal gering is.''
De kritiek van Stiglitz, collega-economen, en Aziatische
regeringsfunctionarissen op volledige liberalisering van kort
kapitaalverkeer, heeft de afgelopen maanden geleid tot nuancering van
het standpunt van het Internationaal Monetair Fonds. Het begrip voor
landen die beperkende maatregelen nemen neemt duidelijk toe.
Een belangrijk argument van Stiglitz voor overheidsinterventie is het
afwijkende karakter van financiële markten, waar de
informatievoorziening veel ingewikkelder verloopt dan op
goederenmarkten. ,,Als het om goederen gaat, is er geen
informatieprobleem. Je gaat naar die ene kruidenier; je weet welke
boekenwinkel goed is. Op de financiële markten zijn partijen actief
die zich alleen maar bezig houden met het verzamelen, verwerken en
beoordelen van informatie.''
Critici, onder wie uw collega Jagdish Bhagwati, menen dat in het
pleidooi voor volledig vrij kapitaalverkeer financiële belangen van
Wall Street een rol spelen. Denkt u dat ook?
,,Zoals zo vaak het geval is, is er altijd een interactie tussen
belangen en ideologie. Het is geen verrassing dat dit ook hier zo is.''
Het brengt Stiglitz vanzelf bij zijn kritiek op de tientallen
miljarden aan internationale hulppakketten die met steun van het
Internationaal Monetaire Fonds (IMF) voor de Aziatische crisislanden
zijn samengesteld.
De bailouts voor Thailand, Zuid-Korea en Indonesië van in totaal
ruim honderd miljard dollar zijn bedoeld om in elk geval een deel van de
afbetaling aan particuliere buitenlandse kredietverleners te kunnen
garanderen. Ze vormen dan ook een duidelijke illustratie van Stiglitz'
kritiek op het inefficiënt functioneren van markten. Buitenlandse
beleggers ontvangen een hoge rente in risicovolle markten als
risicopremie, maar als de markt instort is het de internationale
gemeenschap die altijd weer een financiële reddingsboei toewerpt.
,,Het fundamentele punt is dat er een duidelijke discrepantie is tussen
het maatschappelijke en het particuliere risico'', zegt Stiglitz. Door
de bailouts is er volgens hem sprake van ,,socialisatie'' van het
risico. Het is volgens Stiglitz dan ook niet meer dan logisch dat de
overheid moet proberen deze inefficiency van de markt weg te corrigeren.
Hoe? ,,Door de korte kapitaalstromen in te dammen, want die vormen de
bron van de inefficiency.''
Stiglitz kan zich verbazen over kritiek die is geuit op landen als
Thailand en Zuid-Korea sinds het uitbreken van de economische crisis.
Hij onderschrijft de visie van zijn Harvard-collega Jeffrey Sachs dat de
crisis in deze landen voor een deel simpelweg is toe te schrijven aan
,,paniek'' op de markten. Volgens Stiglitz is het onterecht monopolies
en nepotisme aan te wijzen als de belangrijkste oorzaken van de crisis.
,,Monopolies zorgen natuurlijk voor inefficiencies, maar zij waren niet
de bron van de crisis. Indien de inefficiencies door monopolievorming
echt reuzachtig waren, dan hadden deze landen de afgelopen dertig jaar
niet kunnen groeien in het tempo dat ze hebben gerealiseerd. Het systeem
in deze landen is in staat geweest grote kapitaalstromen op een
efficiënte manier te distribueren.''
De chef-econoom van de Wereldbank wijst opnieuw op de financiële
sector als een potentiële crisisbron. Uitgangspunt van regelgeving
moet volgens hem zijn de waarborging van de gezondheid van het
banksysteem, bevordering van mededinging, bescherming van consumenten en
het verzekeren van toegang tot kapitaal voor alle groepen. Er zijn
volgens Stiglitz allerlei regels denkbaar die de stabiliteit van het
financieel systeem bevorderen. Hij daagt in speeches vaak
vrijemarkt-ideologen uit met voorbeelden als beperkende bepalingen voor
rentetarieven of voor speculatie in onroerend goed. ,,Zulke regels
kunnen de stabiliteit van het financieel systeem en daarmee de
efficiency van de economie vergroten. De kosten van instabiliteit zijn
zo groot dat het voordeel op lange termijn groter is dan het mogelijke
nadeel op korte termijn.''
De ervaringen in Azië en Afrika onderstrepen volgens Stiglitz dat
economieën schade kunnen ondervinden van te veel, te weinig of de
verkeerde regelgeving voor de financiële markten, die ,,de
hersens'' van een economie vormen. Stiglitz: ,,De zwakheden van Japan
zijn voor een groot deel het resultaat van zwakheden in het financieel
systeem. De arbeidsmarkt was dicht bij volledige werkgelegenheid en de
goederenprijzen zijn naar beneden flexibel, dus die markten functioneren
wel, maar de financiële markt functioneert niet.''
Het gesprek heeft zich inmiddels verplaatst naar het eind van de dag.
Terug per auto van de University of Virginia naar Washington. Stiglitz
geeft er tijdens een Wereldbank-seminar een lezing over de betekenis van
kennis voor economische groei. Het zal het belangrijkste onderwerp zijn
in het komende World Development Report van de Wereldbank. Vorig jaar
ging het jaarlijkse World Development Report over de rol van de staat in
de economie. Ook een favoriet thema van Stiglitz. De rapporten zijn
belangrijk voor het debat over de ontwikkeling van de wereldeconomie.
Stiglitz meent dat overheden ,,een vitale rol'' in de economie zullen
blijven spelen, ook in een tijd van globalisering. Efficiënte
markten ontstaan immers meestal niet vanzelf. Zo ziet Stiglitz een
belangrijke taak voor overheden bij het stimuleren van onderzoek en
ontwikkeling, omdat de markt hier tekortschiet.
Hij deelt niet de vrees van sommige critici dat globalisering tot
sociale desintegratie zal leiden. ,,Ik vind dat te pessimistisch.
Dezelfde problemen kunnen uit innovatie voortkomen. Innovatie zorgt voor
verlies van sommige banen, maar er komen andere banen bij. Mensen moeten
zich aanpassen. In zekere zin is globalisering niet werkelijk anders dan
welke innovatie dan ook. Globalisering is daar slechts een onderdeel
van. Je zou dus innovatie moeten onderdrukken, maar de kosten daarvan
zouden enorm zijn.''
Als voorzitter van de Council of Economic Advisors beleefde Stiglitz in
het Witte Huis een ongekende periode van economische bloei voor de
Verenigde Staten, waaraan nog altijd maar geen eind lijkt te komen.
Sommigen spreken over een 'Nieuwe Economie' op de drempel van de 21ste
eeuw. De moderne technologie en de globalisering zouden de economie in
een nieuw tijdperk hebben gebracht van blijvend hoge groei, lage
inflatie en lage werkloosheid. Stiglitz doet aan die euforie niet mee,
maar houdt zich liever bij de economische feiten. ,,Ik noem het geen
nieuwe economie, het is een evolutie'', zegt hij. Volgens Stiglitz zijn
er duidelijk aanwijsbare factoren die hebben geleid tot de situatie van
gestage groei bij lage inflatie en lage werkloosheid.
Een ervan is louter demografisch. Zo waren er in de jaren zeventig veel
babyboomers die toetraden tot de arbeidsmarkt, net als veel vrouwen.
Stiglitz wijst ook op een wat ingewikkelder factor, die te maken heeft
met veranderingen in de productiviteitsgroei. Twee decennia lang groeide
de productiviteit jaarlijks met bijna drie procent om vervolgens te
zakken tot iets meer dan één procent. ,,Het heeft even
geduurd voor werknemers hun verwachtingen en hun looneisen naar beneden
aanpasten. Op dit moment ligt de situatie echter andersom. De
productiviteit groeit weer iets sneller, maar de looneisen blijven
hierbij wat achter.''
Andere factoren zijn de verzwakking van de vakbonden en de prijsdruk als
gevolg van de toegenomen internationale concurrentie. Een niet te
verwaarlozen element is ook de verbetering en groei van het onderwijs.
,,Mensen kunnen hierdoor tegenwoordig veel gemakkelijker van baan
wisselen,'' aldus Stiglitz.
Hij wijst tenslotte op een zeer interessant nieuw fenomeen op de
Amerikaanse arbeidsmarkt, waardoor tegen veler verwachting in de
werkloosheid tot onder de vijf procent kon dalen zonder merkbare gevolg
voor de inflatie. Stiglitz spreekt van het ,,omgekeerde hysteresis
effect''.
Voor economische fijnproevers wil de voormalig presidentieel adviseur
het graag nog eens uitleggen. De term 'hysteresis' is in de economische
leerboeken gebruikt om de hoge structurele werkloosheid in Europa te
verklaren. Met dit Griekse woord voor 'spiraalveer', die op den duur aan
veerkracht verliest, gaven economen aan dat de Europese werkloosheid na
een conjunctureel dal nooit meer op het oude niveau terugkeerde als de
conjunctuur weer aantrok. Veel mensen verliezen door werkloosheid hun
bekwaamheden, waardoor ze ongeschikt worden voor de arbeidsmarkt.
In de Verenigde Staten doet zich volgens Stiglitz de laatste jaren
precies het omgekeerde voor. Het is de daling van de werkloosheid die
een verdere daling mogelijk maakt. ,,De lage werkloosheid in de VS heeft
ertoe geleid dat mensen meer jobskills krijgen, waardoor de werkloosheid
nog verder kan afnemen,'' zo redeneert Stiglitz.
Stiglitz legde onlangs in een lezing uit dat de Federal Reserve, het
stelsel van Amerikaanse centrale banken, de kracht de economie begin
jaren negentig voortdurend onderschatte. Het is dus eigenlijk aan een
vergissing van de Fed te danken, dat de Amerikaanse werkloosheid tot
nauwelijks vier procent kon zakken. Het verkeerde inzicht leidde er
namelijk toe dat de Fed de rentetarieven niet omhoog joeg. Had de Fed
dat wel gedaan, dan was volgens Stiglitz nooit duidelijk geworden dat
zo'n lage werkloosheid zonder inflatiegevaar mogelijk is.
Stiglitz blijft altijd de academicus die steeds op zoek is naar de
economische logica. In zijn functie als presidentieel adviseur leidde
dat nog wel eens tot teleurstellingen. ,,Toen ik in het Witte Huis kwam,
in een omgeving van politici en advocaten, voelde ik me vaak in een
andere wereld,'' zei hij onlangs in een redevoering. ,,Ik had verwacht
dat men lagere standaarden voor bewijsvoering zou hanteren dan in een
professoraal artikel. Maar ik had niet verwacht dat het aangevoerde
bewijs voor beweringen in zo veel gevallen zo irrelevant zou zijn.''
Aan het eind van het gesprek pakt Stiglitz zijn oude aktetas uit de
auto. Hij laat zich in een buitenwijk van Washington afzetten om bij het
eindexamenfeest van een van zijn kinderen te zijn. Zwaaiend en lachend
loopt een kleine man, baard en vrolijke ogen achter brilleglazen, zijn
familie tegemoet.