De afgelopen weken is er nijver geschroefd en gesleuteld aan het 'motorblok'
van het regeeraccoord: het financiële kader. Het ging daarbij om de
vraag hoeveel geld is er in de komende regeerperiode beschikbaar voor nieuw
beleid, voor lastenverlichting en voor verkleining van het financieringstekort.
In de verkiezingsstrijd is er van alles beloofd. En intussen zijn de informateurs
door elke zich respecterende belangengroep benaderd met het klemmende verzoek
om meer geld.Maar zoals elke huishouding moet ook de overheid de tering
naar de nering zetten. En daarbij legt elk van de drie partijen die paars2
moeten vormen de accenten op andere zaken.
Ze zijn er intussen uitgekomen ('Akkoord
over geld voor nieuw kabinet', NRC Handelsblad 7 juli 1998). De sleutelaars
gaan er vanuit dat er 16 miljard gulden beschikbaar komt bij de rijksoverheid.
Opgebouwd als volgt: gemiddeld twee procent groei per jaar van het bnp
levert f 4,5 miljard op; er wordt voor f 7,5 miljard bezuinigd en het te
voeren beleid levert nog eens f 3,75 miljard op. Met dit laatste bedrag
worden de vermaledijde inverdieneffecten weer van stal gehaald. Je rekent
er dan op dat het beleid zo gunstig uitwerkt dat er meer groei ontstaat
waardoor er onder andere meer belastinggelden binnenstromen. ('Kabinet
rekent met investeringen op de toekomst', NRC Handelsblad 7 juli 1998)
Van de beschikbare f 16 miljard is f 9 miljard bestemd voor nieuw beleid,
f 4,5 miljard voor lastenverlichting en f 2 miljard voor verdere verlaging
van het financieringstekort, dat daarmee op 1,2% uitkomt.
Bij deze laatste twee punten passen de volgende kanttekeningen. Een
lastenverlichting mag dan in de verkiezingsstrijd zijn beloofd, hij mag
bovendien nodig zijn om ons het nieuwe belastingsysteem 'Vermeend' soepel
te laten wegslikken (termen als smeergeld en glijmiddel zijn al gevallen).
Maar het is in strijd met alle beginselen van economische politiek om in
een hoogconjunctuur de
belastingen te verlagen. Vervolgens het financieringstekort. Dat zou, gegeven
de hoogconjunctuur, al enige tijd een overschot moeten zijn. Daar is in
april al door De Nederlandsche Bank op gewezen ('Discipline
rijksuitgaven loopt gevaar'). Kort geleden is het weer naar voren
gekomen ('Conjunctuur in Europa') en onlangs
waarschuwde ook de Europese Commissie hiervoor ('Brussel
maant eurogroep tot budgetdiscipline', NRC Handelsblad 7 juli 1998).
Bij ons moet het financieringstekort het in de komende jaren hebben
van 'meevallers'. Die treden op als de groei niet de geraamde twee procent
blijkt te zijn, maar meer. In 1998 worden alle meevallers ingezet voor
vermindering van het financieringstekort. In 1999 gebeurt dit met tweederde
deel van de meevallers en in 2000 met vijftig procent. De grafiek laat
zien dat de kans op meevallers vrij groot is: in de afgelopen zestien jaar
is de groei niet meer dan drie keer op of onder de twee procent uitgekomen.
En, toegegeven, we zitten op de top van de hoogconjunctuur en het is niet
denkbeeldig dat de groei in de komende jaren wat zal teruglopen.
[grafiek: Groei bbp 1984 - 1999].
Toch vraag je je af of de informateurs niet van de trendmatige groei
van zo'n 2,5 - 3% hadden kunnen uitgaan waardoor ze in een wat ruimer jasje
hadden gezeten. Het is nu allemaal wel erg behoedzaam.
RS