Economie hapert
Met de Japanse economie gaat het slecht, ja zelfs heel slecht. Verwacht wordt dat in 1998 voor het eerst in twintig jaar het BBP zal dalen. De werkloosheid bereikte het voor Japan ongehoorde niveau van 3,6%. Het vertrouwen van consumenten is door een reeks faillissementen, door schandalen in de financiële sector en door een stijgende werkloosheid ernstig aangetast. Met als gevolg dat de bestedingen van consumenten niet groeien maar teruglopen. Waardoor op hun beurt producenten met onverkochte voorraden blijven zitten. Kortom het typische beeld van een laagconjunctuur. De vraag uit het buitenland, de Japanse export, blijft vooralsnog op peil.
Norio Ogha, de baas van Sony, heeft ervoor gewaarschuwd dat de Japanse economie op instorten staat en dat dit een recessie op wereldschaal kan veroorzaken. ('Japanse politici moeten de wereld leren kennen', NRC Handelblad 3 april 1998) . Japan is de tweede economie onder de rijke landen. Dus vraagt iedereen zich af hoe de wereldeconomie geraakt wordt als Japan crasht. Het Britse weekblad The Economist wijst erop dat het directe effect niet groot zal zijn. Als is Japan een reus, de Japanse economie bedraagt niet meer dan 13% van het wereld-BBP. De export van de Verenigde Staten naar Japan is maar 1% van het Amerikaanse BBP. Die van de Europese Unie naar Japan bedraagt niet meer dan 0,5% van het BBP van de Unie. Omgekeerd bedraagt de import uit Japan in beide gevallen niet meer dan 1-2% van het BBP. Dus via de internationale handelsstromen zal een Japanse recessie zich niet sterk doen voelen. Dreigender zijn de mogelijke indirecte effecten: een vernieuwde golf van protectionisme in de VS als daar de Japanse (door een lagere yen goedkopere) producten blijven binnenstromen terwijl Japan als afzetmarkt inzakt. En het tweede indirecte effect: een beurscrash. Onverwacht slecht nieuws uit Japan zou beleggers op de sterk overgewaardeerde effectenbeurs van Wall Street de schrik op het lijf kunnen jagen. Met alle gevolgen vandien.
Wat doet Japan om zijn economie weer op het spoor te krijgen?
Het ligt ogenschijnlijk voor de hand dat een regering een laagconjunctuur tegemoet treedt met maatregelen die de binnenlandse bestedingen stimuleren. Sinds augustus '92 hebben dan ook een achttal stimuleringspakketten het licht gezien ter waarde van honderden miljoenen dollars. Het laatste pakket van maart '97 bedraagt 16 miljard yen, dat is 3,2% van het BBP. Meestal gaat het om de aanbesteding van publieke werken, verbetering van de infrastructuur. Daarbij gaat men zover dat er zelfs al rivierbeddingen zijn geasfalteerd. Tegenstanders van deze maatregelen spreken er schande van. Zij pleiten voor een belastingverlaging die de consumenten zou moeten aanzetten tot kopen. Ook het IMF heeft inmiddels een pleidooi voor verlaging van de belastingen gehouden. 'Ook IMF hekelt nu Japans beleid' NRC Handelsblad 8 april 1998. En eindelijk dan toch is premier Hasimoto voor de binnenlandse en internationale druk gezwicht: de belastingen worden verlaagd. ('Hashimoto verlaagt belastingen' NRC Handelsblad 9 april 1998)
Het geharrewar over belastingverlaging of vergroting van de overheidsbestedingen doet wat vreemd aan. Accoord, een verlaging van de inkomstenbelasting of van de omzetbelasting kan de consumenten stimuleren tot aankopen. Maar, gegeven het aangetaste consumentenvertrouwen, is het heel waarschijnlijk dat de vrijgekomen koopkracht bespaard in plaats van besteed wordt. Daar staat tegenover dat een overheidsinvestering ('Steunplan Tokio politiek geïnspireerd', NRC Handelsblad 24 maart 1998) een directe impuls voor de bestedingen oplevert, ook als er een rivierbedding wordt verfraaid. Wij danken bijvoorbeeld het Amsterdamse Bos aan het openbare-werkenbeleid uit de jaren dertig. Zo'n reeks van stimulerende overheidsbestedingen heeft volgens de boekjes bovendien een multiplicatoreffect dat de economie weer op gang zou moeten brengen. De grote vraag is dus, waarom dit in Japan niet lukt. Het antwoord is snel gegeven: het heeft weinig zin aan de vraagkant van de economie te sleutelen als de problemen bij de aanbodkant zitten. Anders gezegd Japan mag dan nu een conjuncturele inzinking beleven, het echte probleem is structureel. Zoals bijvoorbeeld:
- het bestaan van oppermachtige ministeries van Financiën en Economie (MOFTEC) en van Industrie en Internationale Handel (MITI) die de economie als een bureaucratie besturen;
- het daardoor ontbreken van een politiek verantwoordelijke en aanspreekbare regering;
- een vervlechting van de banken met grote ondernemingen, die door dik en dun gesteund worden;
- hierdoor een banksector overladen met slecht of niet-inbare schulden.('Meer slechte leningen bij banken Japan', NRC Handelsblad 13 januari 1998)
Een paar noodzakelijke structurele aanpassingen: de regering zal zijn politieke verantwoordelijkheid moeten nemen, het bankwezen moet worden gesaneerd, banken moeten tegen markttarieven krediet verstrekken, ondernemingen moeten niet de vergroting van hun marktaandeel maar het maken van winst als doelstelling kiezen, het belastingstelsel moet worden vernieuwd, de pensioenfondsen moeten worden geprivatiseerd. Het arbeidscontract-voor-het-leven en de beloning volgens senioriteit moeten worden afgeschaft. De positie van werkende vrouwen moet worden versterkt.
Veel commentatoren zijn van mening dat Japan een ingrijpende crisis moet doormaken om wakker geschud te worden. Pas dan zal het de genoemde structurele problemen daadwerkelijk aanpakken. De nu aangekondigde stimulering van de overheidsbestedingen en belastingverlagingen zijn lapmiddelen die niet meer dan een tijdelijk effect kunnen hebben. Eigenaardig dat het IMF niet meer nadruk legt op de structurele kant van Japan's problemen.
(RS)
Zie ook:
'Japan verstikt in corruptie en kartels', NRC Handelsblad 12 maart 1998
'Economie krimpt met 5,3 procent; Japan kampt met een zware recessie', NRC Handelsblad 12 juni 1998