Tien jaar na Zwarte Maandag
'Jump, Jump!', schreeuwde het
spandoek
Door Lucas Ligtenberg en Maarten Schinkel
Morgen, 19 oktober, is het tien jaar
geleden dat de koersen in New York op één dag met bijna
een kwart kelderden. Vandaag lijkt de koersval van Zwarte Maandag nog
maar een kleine oneffenheid in een beursgrafiek die al vijftien jaar
slechts één richting kent: omhoog. Wat veroorzaakte de
krach van 1987? Kan het weer gebeuren?
1987
NEW YORK/AMSTERDAM, 18 OKT. Het was een zwaar gezelschap dat de
Amerikaanse president Ronald Reagan op 19 oktober 1987 ontving op de New
York Stock Exchange. De president kwam zelf eens kijken hoe het ging in
de tempel van het Amerikaanse kapitalisme aan Wall Street. Halverwege
zijn eerste termijn, in 1982, waren de aandelenkoersen begonnen met een
ongekende inhaalslag van de schade die in de jaren zeventig was geleden.
Na de olieschok van 1973 en gedurende een decennium van gierende
inflatie hadden de beurskoersen hoegenaamd niets gedaan. Maar nu hadden
aandelen een adembenemende run van vijf jaar achter de rug.
Nerveus waren de markten wel. Het Dow Jones-gemiddelde had al in
augustus een piek bereikt van 2722 punten en was sindsdien gedaald. Vlak
voor het weekeinde had een koersval van 4,6 procent beleggers nog eens
extra op scherp gezet. John Phelan, voormalig voorzitter van de New York
Stock Exchange (NYSE), dacht deze week terug aan het bezoek van Reagan
op die bewuste maandagochtend in '87. ,,Toen we terugkwamen van de lunch
stonden we 300 punten onder de opening van die ochtend. Toen we zagen
hoe laag de beurs uiteindelijk sloot dachten we dat er iets mis was met
de computers.''
De 19de oktober 1987 is inmiddels de geschiedenis ingegaan als de
grootste aandelenkrach aller tijden. Zwarte Maandag gaf een daling te
zien van de Dow-Jonesindex met 508 punten, ofwel 22,6 procent. Aan het
eind van die zwarte dag stond de toonaangevende aandelenindex op 1738,74
punten, veertig procent onder het hoogtepunt van augustus. Phelan zelf
somde die middag, na het sluiten van de beurs, op een persconferentie de
oorzaken op. De dollar was in 1986 scherp gedaald, en de daardoor
gestegen invoerprijzen kwamen terug in de inflatie. Die was van 1,5
procent begin dat jaar gestegen naar meer dan 4 procent.
Obligatiebeleggers hadden daar al in de loop van het jaar negatief op
gereageerd. De rente op de kapitaalmarkt was gestegen van zeven procent
naar tien procent. De aandelenkoersen, die vijf jaar lang zonder
correcties waren gestegen hadden het verslechterde renteklimaat vrijwel
geheel genegeerd. Wall Street was in zichzelf gekeerd, en onstuimig
gestegen in een storm van fusies, overnames en buy-outs, terwijl het
beleggersgeld maar bleef toestromen. Optie- en termijnposities hadden
gezorgd voor een hefboomwerking in de beurs, waarmee weinig
investeringen toch een boel kapitaal op de been brachten. En de steeds
populairdere indexbeleggers hadden, telkens als de index steeg, moeten
bijkopen waardoor de index wederom steeg. Computerprogramma's voerden de
strategie uit. En computers horen geen alarmsignalen.
De klap moest komen, en hij was hard. De stok die de hond zou slaan, was
een openlijke ruzie tussen Duitsland en de VS over het wederzijdse
rentebeleid en de gezamenlijke inspaning voor het stabiliseren van de
dollarkoers die begin dat jaar was afgesproken.
De week daarvoor hadden voorschokken Zwarte Maandag al aangekondigd. Op
dinsdag 13 oktober kwam naar buiten dat een commissie van het Huis van
Afgevaardigden een wet overwoog die de belastingvoordelen van een
overname, waarbij grote schulden ontstonden, teniet wilde doen. Dat
maakte beleggers zenuwachtig over de koers van potentiële
overnamekandidaten. Juist de overnamemanie had sterk bijgedragen aan de
hoge beurskoersen.
Toen het Amerikaanse handelstekort over augustus de dag daarop veel
hoger bleek uit te pakken dan analisten hadden verwacht, reageerde de
markt nerveus op de gevolgen voor deze nieuwe politieke springlading
voor de Duits-Amerikaanse verhoudingen. Toen Duitsland de dag daarop
zijn rente verhoogde, en daar de VS in feite ook toe dwong teneinde de
dollar niet verder te laten dalen, werd het Reagans minister van
financiën Baker te veel. Hij haalde op donderdag, en daarna op
zondag, fel uit naar Duitsland.
De ruzie was de druppel voor de nerveuze beleggers. Na de koersval van
4,6 procent op vrijdag, viel op maandag de bodem onder markt vandaan.
Beleggers boden massaal aandelen aan, computerverkopen en ontrafelende
optieposites deden vervolgens de rest. Phelan van de Newyorkse
Effectenbeurs beleefde die maandag een van de meest schokkende dagen in
zijn loopbaan, net als vrijwel iedereen in de financiële wereld.
,,Ik zat die dag in het vliegtuig naar Colorado Springs,'' zegt David
Shulman, hoofd effectenstrategie van Salomon Brothers. ,,Elke keer als
ik tussendoor naar New York belde was de markt weer honderd punten
gedaald.''
Richard McCabe, hoofd marktanalyse van de effectenbank Merrill Lynch,
was die dag voor privé-doeleinden in Ohio. De hele dag probeerde
hij nieuws te vergaren over wat de aandelen deden. ,,Ik herinner me dat
de markt op een gegeven moment 300 punten was gezakt'', zegt hij. ,,Ik
dacht dat dat wel het dieptepunt zou zijn en dat er nog tijd was voor
een herstel, zodat het verlies van de dag kon meevallen.'' McCabe stapte
in een vliegtuig naar New York en hoorde twee uur lang niets. Daar
aangekomen nam hij een taxi vanaf het vliegveld en vroeg de chauffeur of
hij had gehoord wat de aandelen hadden gedaan. 'Vijfhonderd punten
verloren' zei hij. Ik kon mijn oren niet geloven.''
De slachting op maandag was door de Europese beurzen, die sloten toen
Wall Street een uur open was, nog maar gedeeltelijk meegemaakt. Op 20
oktober volgde Terrible Tuesday. Europa kelderde verder en wachtte op
Wall Street. Daar wist niemand wat er nog kon gebeuren, omdat het
bloedbad van maandag zo onverklaarbaar groot was geweest. Enkele
grapjassen ontrolden aan de overkant van de Stock Exchange aan Broad
Street een spandoek met de aanmoediging 'JUMP! JUMP!'
De markt opende hoger en pakte tweehonderd punten terug. Omstreeks het
middaguur was de Dow echter opnieuw gezakt tot vijftien punten onder het
slot van maandag. De NYSE overwoog dicht te gaan, maar bleef toch open
en wonderwel begon er vlak na het middaguur een herstel.
Vandaag, in 1997, gaan er nog steeds onbevestigde geruchten dat de
Amerikaanse centrale banken in het diepste geheim aandelen kochten om
het tij te keren. Tussen half een en een uur 's middags steeg de Dow
Jones met 115 punten, tot grote verrassing van handelaren op de vloer
die nog tegen het herstel in aan het verkopen waren. De krach was
voorbij. Meer dan zes maanden later werd aan John Phelan gevraagd wat er
precies gebeurde omstreeks het middaguur. ,,Ik kan het handelsverloop
niet verklaren'', antwoordde hij.
(NRC HANDELSBLAD / ECONOMIE 18 OKTOBER 1997)