
Hoe lang zou het nog duren voordat Nederland het Franse voorbeeld volgt? Voordat hier de transporteurs, de boeren en de vissers de wegen en de havens blokkeren als protest tegen de hoge brandstofprijzen?.Wij hier vragen minister-president Wim Kok netjes dat kwartje terug dat hij ooit als minister van Financiën op de benzineaccijns legde. Kok zegt nee en we gaan over tot de orde van de dag: morrend vullen we onze tank met steeds kostbaarder brandstof.
Volgen we de prijsvorming van een liter benzine door alle geledingen van de bedrijfskolom (aardolieproducent, benzinemaatschappij, pomphouder) dan geeft dit ongeveer het volgende beeld. De prijs van de grondstof, ruwe aardolie, wordt op de wereldmarkt door vraag en aanbod bepaald. Met daarbij direct de kanttekening dat zo’n vijfendertig procent van het aanbod wordt beheerst door het OPEC-kartel (Oil Producing and Exporting Countries). De OPEC reguleert de aardolieprijs door haar gezamenlijke productievolume in te krimpen of uit te breiden. Anderhalf jaar geleden was de olieprijs ingezakt tot $10 per vat (159 liter). Voor de OPEC reden om bijeen te komen en te besluiten het gezamenlijk aanbod in te krimpen. Dit is een van de oorzaken van een olieprijs van zo’n $35 op dit ogenblik. Daar is nog bijgekomen dat het herstel van de economieën in Azië en Europa plus de voortdenderende energieslurpende economie van de VS de wereldvraag naar olie flink heeft opgevoerd. Ook het oliehamsteren in verband met de millenniumwisseling en een ijzige winter in het noordoosten van de VS droegen eraan bij.
Intussen is een aantal keren druk op de OPEC uitgeoefend om de productie uit te breiden om de prijs omlaag te krijgen. De OPEC heeft de productie uitgebreid (‘Oliequotum OPEC 7 pct hoger’, NRC Handelsblad 27 maart 2000), maar tot dusver blijkbaar onvoldoende om de groeiende vraag het hoofd te bieden: de wereldolieprijs is nog niet gedaald.
Een stapje verder in de bedrijfskolom komen we Shell, Esso, BP, enz. tegen. In principe een oligopolistische markt, waar felle prijsconcurrentie zou kunnen heersen. In Duitsland woedt op dit moment zo’n prijzenoorlog. In ons land is daar geen sprake van. Sterker nog, de prijzen zijn bij alle pompen min of meer gelijk. En bij ons is de benzineprijs ex accijns en btw zo’n 30% hoger dan bijvoorbeeld in Duitsland. Voor de vorige minister van Economische Zaken, Wijers, was dit drie jaar geleden voldoende aanleiding om een onderzoek naar concurrentiebeperkende afspraken tussen de oliemaatschappijen te starten.(‘Olieconcerns van prijskartel beticht’, NRC Handelsblad 25 juni 1999). Intussen is ook in Frankrijk een onderzoek naar vermeende kartelpraktijken gestart (‘Onderzoek benzinekartel’, NRC Handelsblad 15 augustus 2000) en spreekt de Europese Commissie over een gebrek aan concurrentie en oligopolistisch gedrag. ( ‘Benzineprijs in Nederland het hoogst’, NRC Handelsblad 7 september 2000 en ‘EU machteloos tegen OPEC’, NRC Handelsblad 7 september 2000). Verontwaardigde protesten van deze laatsten.(‘Shell woedend op EU-commissaris’, NRC Handelsblad 7 september 2000). En ook nu kunnen we de woordvoerders horen bezweren dat er geen prijsafspraken zijn. Het is best mogelijk dat ze niet jokken. Dat er geen afspraken zijn, maar dat er een prijsleider is en dat de anderen volgen. Volgens de Mededingingswet zou dit dan vallen onder ‘onderling feitelijk afgestemd gedrag’ en ook dat is verboden. De benzinemaatschappijen maken naar hun zeggen niet meer dan 3 cent per liter winst. Ze zouden dus weinig ruimte hebben voor een prijsverlaging. Intussen zijn we op het niveau van de pomphouders aangeland. Een schoolvoorbeeld van een markt met monopolistische concurrentie. Aan de ene kant concurrentie: er zijn er heel veel. Aan de andere kant monopolistische trekjes: elke aanbieder probeert door dienstbetoon, aantrekkelijke acties en dergelijke zijn klant aan zijn benzine te binden. De marge van de pomphouder is zo’n 2 cent per liter en als dit gegeven juist is, zit ook daar niet veel muziek.
De grote slokop die zich nog even doet gelden voordat het kostbare vocht in onze tank stroomt is de overheid. Die haalt per liter Euro 95 van momenteel ongeveer f 2,70 een bedrag van f 1,70 aan accijns en BTW binnen. Als ergens dus een buffer zit voor prijsverlaging is het hier wel.
Dit maakt het des te onbegrijpelijker dat de regering die ’tijdelijke’ 25 cent niet teruggeeft. Het zou een heel verstandige besteding van een deel van het begrotingsoverschot zijn.
RS
Zie ook:
‘OPEC zigzag’, Economie voor jou, 26 juni 2000
‘Benzineverslaafd’, Economie voor jou, 5 juni 2000