VRIJDAG
Eerder verschenen columns
DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
LEO PRICK
|
Culturele newspeak
door Kasper Jansen
De kunstwereld klaag dat het
nieuwe kunstbeleid van de econoom Van der Ploeg niet gaat over kunst
maar over de economie van de kunst. Een verademing leek daarom de
toespraak van Maarten Asscher, de directeur Kunsten van het ministerie
van OCW, over het functioneren van de symfonieorkesten. Hier sprak een
gedreven kunstliefhebber, met zorg over de toekomst van het
symfonieorkest in het komende millennium. Hij eiste een vernieuwing van
de orkestcultuur, pleitte voor een betere positie van de eigentijdse
componist en ergerde zich aan een orkestlid dat na het spelen van muziek
van C.Ph.E. Bach gewoon met een collega praatte over problemen met zijn
boot.
Als ambtenaar toonde Asscher ook daadkracht. "De overheid moet niet
schromen een actief en gedecideerd beleid te voeren om de orkestcultuur
bij de tijd te brengen en te houden." Maar de economische
oriëntatie van het nieuwe kunstbeleid van Van der Ploeg is niet
meer te bezweren. Asscher, aangesteld door Van der Ploeg, vindt dat de
orkesten "veel meer echte kunstbedrijven moeten zijn, in plaats
van de marketing-gerichte muziekondernemingen die de orkesten nu soms
lijken." Slechts een management-goeroe ontdekt hier misschien nog een
nuanceverschil tussen Asscher en Van der Ploeg, de auteur van de nota
'Cultureel ondernemerschap'. Want Asscher onttrok zich verder niet aan
diens culturele newspeak. Hij sprak over de orkestdirecteur als
een "cultureel ondernemer bij uitstek, die noodzakelijke verbindingen
kan leggen en kan optreden als pleitbezorger bij overheid en
bedrijfsleven." De orkesten zelf hadden zich al aangepast aan het neo-
liberale kunstklimaat onder Paars II. In april gaven de orkesten Van der
Ploeg een memorandum, dat in voor hem begrijpelijke taal sprak over "het
aanboren van nieuwe doelgroepen, door middel van een combinatie van
specifiek aanbod, aanpassing van marketingstrategieën en het
aangaan van nieuwe strategische allianties."
De orkesten konden het verhaal van Asscher dus bestempelen als
"openlijke steun voor de vernieuwingen, die door de gezamelijke orkesten
reeds enige tijd geleden zijn ingezet." Asscher schoot de bal van de
orkesten in het eigen OCW-doel. Bij die virtuele stand 2-0 deerde het de
orkesten niet dat Asscher een karikatuur gaf van hun saaie werkterrein:
"De musici zwijgend in het zwart op het verhoogde podium, het publiek
grijs en stil in de zaal."
De orkesten hielden zich opportunistisch in. Want wat was het
gemakkelijk geweest om de spot te drijven met de muzikale ideeën
van Asscher, voormalig uitgever bij Meulenhoff. Moet het podium dan
worden verlaagd? Moeten de musici gaan joelen in plaats van te spelen?
Moet het publiek tijdens C.Ph.E. Bach gaan kletsen? Gaf Asscher niet
zelf allemaal saaie boeken uit, allemaal met zwarte letters op wit
papier, altijd te lezen van boven naar onderen en van links naar rechts?
Ook áltijd in een kaft?
(Uit Cultureel Supplement van
5 november 1999
)
|
|