N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

CS VRIJDAG
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
PAUL DE LEEUW
LEO PRICK

J.C. Schröder en de tram

door H.J.A. Hofland
Goed en goedkoop openbaar vervoer hoort tot de faciliteiten van de beschaving. Vandaar dat in een Cultureel Supplement ook daarover een beschouwing af en toe op haar plaats is. Van die gelegenheid maakte ik gebruik door o.a. te schrijven dat het met de Amsterdamse tram altijd sukkelen is geweest, van het ogenblik waarop de eerste elektrische de remise verliet.

Dat is niet waar, zoals de heer Jan Freeke elders in een brief schrijft. Lees ook het prachtige boek van B. Korthals Altes, Onze tram in Amsterdam, een kind van grote zorg (Alphen aan de Rijn, 1999). Mijn in zijn algemeenheid onrechtvaardig oordeel had ik gegrond op een halve eeuw persoonlijke ervaringen en de herinneringen aan een column van Barbarossa, pseudoniem van J.C.Schröder. Het is het verslag van een reis met lijn 11, van Station Muiderpoort naar het Centraal Station. De columnist heeft leeftocht voor vier dagen en een verschoning bij zich. Neemt afscheid van zijn familie. De kinderen huilen. Dag Pa! Het begint goed, mooi weer, snelheid laat niets te wensen over. "Tot twee maal toe passeren we een zuigeling die lopen leert." Dan, na een koude nacht, bereiken ze de hoek van de Linnaeusstraat en het Oosterpark. "Levensmiddelen raken op." Verder gaat het! Hoek Oosterpark en Beukenweg. "Sinds twee dagen geen water gedronken. Conducteur toont sporen van waanzin." De Weesperpoort komt in zicht. "Een der vrouwelijke passagiers heeft ons een baby geschonken. We spreken er fluisterend over, de dikste passagier te slachten." Dan wordt met succes de Hogesluis beklommen, maar "twee passagiers zijn over de leuning in de Amstel gesprongen. Krankzinnig geworden." Op het Rembrandtplein begint het eindelijk te regenen. "We vangen het water op in onze hoeden." Munt. "De dikste passagier is geslacht." Als de torens van het Centraal Station in zicht komen, omhelzen de overgeblevenen elkaar. "Gered!"

Tot zover dit wat bekorte reisverslag. Schröder was een merkwaardig man. Hij schreef over alles, voetbal, het futurisme, het Paleis op de Dam, de uitbreiding van de vloot, Kerstmis, koningshuizen, enzovoort, enzovoort, en altijd met een bizarre vrolijkheid. In 1907 nodigde hij Albert Hahn uit om mee te werken aan De Telegraaf. Hij schrijft: "Het is onze bedoeling bij gewichtige politieke gebeurtenissen zoo gauw mogelijk, liefst nog denzelfden dag of anders in 't ochtendblad een caricatuurtje te geven in een hoekje van de krant. U kunt het op uw stoel doen, hoeft er geen stap voor te verzeten. Wij laten u heelemaal vrij, geven u alleen het feit op. Wat dunkt u?"

Schröders stijl mag wat gedateerd zijn, de geest erachter doet je de jaren vergeten. Hij had oog voor de alledaagsheid van de absurditeit, zoals Multatuli. Hij schreef ook over de oorlog, die van '14-'18, zo anti-duits dat de regering hem in het Huis van Bewaring zette om de Nederlandse neutraliteit te beschermen. Het waren de jaren waarin je geen penitentiaire inrichting kon binnenkomen, of je liep een columnist tegen het lijf, tenzij hij, zoals Alexander Cohen, werd gearresteerd en verbannen. Is dat nog mogelijk? Dat je uit Nederland wordt verbannen? En zo ja, wat moet je daar dan voor doen?

Afgezien daarvan, Schröder is vergeten. Twee encyclopediëen geraadpleegd, vergeefs. De zoekmachine. Niets. Twee experts op de zoekmachine. De beste kon alleen het citaat uit zijn brief aan Hahn geven. De biografie, las ik in het Ik-Kerstnummer van de Volkskrant (aanbevolen, zeer eigentijdse lectuur), is in opmars. Mij lijkt het een goed idee dat er een biografie over Schröder wordt geschreven, de geschiedenis van een man, een krant en een tijdvak.

Hierboven noemde ik Multatuli, aan wie ik bij het lezen in de bundeltjes van Schröder (uitgegeven bij Van Holkema en Warendorf, zonder jaartal, inmiddels papier op de grens van desintegratie) soms moet denken. Noem eens iets, vraagt u. In het toneelstuk Vorstenschool zitten 's nachts twee paleiswachten de wacht te houden. Plotseling gaat de bel. De koning schelt! Wat zal het zijn? In plaats van het op een rennen te zetten, verdiepen ze zich in het waarom van het alarm. Het zal zijn voor het passen van een slaapmuts, oppert lakei A. Dat kan toch ook wel overdag? zegt B. Nee, zegt A, want het hoofd dat overdag door het denken zwelt, dat krimpt weer in wanneer men slaapt. B is verbaasd. Zijn vader droeg toch dag en nacht dezelfde slaapmuts. Juist! zegt A. Dat kwam omdat jouw vader weinig dacht!

Vorstenschool ging in première in 1875. Het is geïnspireerd door koning Willem III, die door zijn persoonlijk leven veel meer schrijvers en journalisten tot arbeidsvreugde heeft gebracht. Lees er een biografie op na. Ik citeer deze passage omdat ik er altijd weer om moet lachen, en nu aan het eind van het jaar, u daarin wil laten meedelen. En ik hoop dat de Amsterdamse tram van Schröder u ook een schokje van herkenning bezorgt.

(Uit Cultureel Supplement van 29 december 2000 )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad