N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

CS VRIJDAG
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
LEO PRICK

Staatskunst

door Hans den Hartog Jager
Staatskunst is in Nederland verdacht. Staatskunst, dat zijn portretten van Stalin, Mao en Fidel. Arbeiders die de staalfabriek verlaten. Pronte boerinnen die hun riek de lucht in priemen. Kunst die wordt gemaakt om de staatsideologie te illustreren. Kunst, kortom, die je niet serieus hoeft te nemen.

Gemakshalve wordt daarbij altijd vergeten dat we in Nederland al decennialang onze eigen staatskunst hebben, al noemen we het niet zo. In ieder dorp staat wel een aluminium krul, een paar neigende stukken plaatstaal, of een roestvrijstalen stapeling op het lokale grasveld met titels als 'Vrijheid', 'Samenspel' of 'Opbloei'. Soms staat er een bordje bij met de tekst 'Verboden op het kunstwerk te klimmen'.

De eerste van deze werken werden gemaakt door kunstenaars als André Volten, Peter Struycken en Auke de Vries. Nette kunstenaars, beschaafde kunstenaars, die nauwelijks doorhadden dat hun werk een ideologie vertegenwoordigde, de ideologie van 'kunst moet kunnen'. In de jaren zeventig was de hedendaagse kunst, conceptueel, minimaal, langzaam geaccepteerd geraakt. De overheid had er weliswaar niks mee, maar wilde ook geen dwarsligger zijn. En dus kregen we deze 'kunst, omdat het moet'. Ongevaarlijke, decoratieve kunst met een vage symboliek. Kunst van de consensus, een kenmerk dat niemand voor kwaliteit vindt pleiten. Als de overheid eens met echte kunst werd geconfronteerd, zoals het beeld van Kounellis dat het ministerie van WVC in 1991 aan de Tweede Kamer wilde schenken, kwamen er zoveel reacties dat de Tweede Kamer het van weeromstuit wegstemde.

Peter Struycken en Auke de Vries zijn de afgelopen jaren uitgegroeid tot de officieuze Nederlandse kunstenaars. Vooral om De Vries kun je niet meer heen. Letterlijk. Zijn werk is typische Staatskunst. Niet mooi en niet lelijk. Niet prikkelend, niet confronterend. Het is vooral groot. Da's handig, want zo weet de subsidiegever tenminste waar zijn geld is gebleven.

En De Vries mag zijn werk overal neerzetten, hoe prestigieuzer de locatie hoe liever. Hij maakte al een 200 meter lange sculptuur langs de Willemsbrug in Rotterdam. Hij vulde de ruimte boven de vijver van het Nederlands Architectuurinstituut en mocht zelfs het beeld in de hal van de Tweede Kamer maken - in samenwerking, nota bene, met koningin Beatrix.

Deze week werd bekend dat de Staat der Nederlanden een beeld aan de stad Hannover schenkt, als dank voor de genoten gastvrijheid tijdens de Expo. Het beeld is 21 meter hoog, en volgens het ANP een 'stalen sculptuur' die bestaat uit 'een geknikte buizenconstructie waarop een huisje geborgenheid symboliseert'. De maker is Auke de Vries. Die is daarmee officieel tot ambassadeur van de artistieke polderideologie uitgeroepen. Staatskunstenaar nummer 1. Zou hij zich daar zelf nou nooit zorgen over maken?

(Uit Cultureel Supplement van 13 oktober 2000 )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad