VRIJDAG
Eerder verschenen columns
DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
LEO PRICK
|
Houdt Hoos hier
door Hans Beerekamp
Honderd en zeven prominenten uit
de wereld van de filmarchivering, afkomstig uit drie en twintig landen,
zonden onlangs een gezamenlijke brief aan staatssecretaris Van der
Ploeg. Een groot aantal van de archivarissen nam de moeite om ook nog
eens in eigen bewoordingen de loftrompet te steken over de baanbrekende
verdiensten van het Filmmuseum onder leiding van directeur Hoos
Blotkamp en adjunct-directeur Ruud Visschedijk. En om hun diepe zorg uit
te spreken over het feit dat beiden nu ziek thuis zitten, na een
conflict met het bestuur van het Filmmuseum over de toekomst van die
instelling.
Van der Ploeg mag die brieven wel inlijsten, want zo vaak komt het niet
voor dat een dergelijk illuster gezelschap een door de Nederlandse
overheid gesubsidieerde culturele instelling publiekelijk de hemel in
prijst. Het heeft iets van een grafrede, want het ziet er niet naar uit
dat Blotkamp en Visschedijk ooit nog zullen terugkeren op hun post,
waar twee interim-managers nu oefenen in reddend zwemmen. Los van de
vraag hoe het verder moet met de Amsterdamse en Rotterdamse plannen
voor een Beeldinstituut, lijkt het bestuur onder voorzitterschap van
Dig Istha een fraai, internationaal toonaangevend instituut te hebben
onthoofd, en dus vermoord. De eerste vraag die zich aandient is hoe
Blotkamp en Visschedijk erin geslaagd zijn om hun 'internationale
gidsfunctie', hun 'rol van weergaloos belang en relevantie', kortom: de
algemene mening dat het Filmmuseum het meest geavanceerde
archiveringsbeleid ter wereld voerde, in eigen land zo goed geheim
hebben weten te houden. Een enkele keer werd wel eens een persbericht
rondgestuurd dat festivals van stille films in Pordenone en Bologna
weer een aantal nieuwe conserveringen van het Filmmuseum vertoond
hadden, maar erg bedreven in het exploiteren van hun reputatie waren de
zieke directieleden niet bepaald.
De volgende vraag zou kunnen zijn wie van de ondertekenaars Blotkamp en
Visschedijk na hun herstel en afvloeiingsregeling zal weten in te
lijven. Een transfer naar Parijs, München of Hollywood ligt voor
de hand.
Er wordt wel eens beweerd dat de gewoonte in Nederland om buitenlanders
te benoemen op culturele sleutelposten, voortkomt uit de gedachte dat
die hier nog geen vijanden hebben. Het logische vervolg op die praktijk
lijkt nu te worden dat wie er, ondanks grote inhoudelijke verdiensten,
niet in slaagt (politieke) vrienden te maken het land uit gejaagd
wordt. De moraal van het koningsdrama dat zich in het Vondelpark
voltrokken heeft, is dat public relations de beslissende factor zijn
geworden in het Nederlandse cultuurlandschap. Het heeft geen zin meer
om te trachten dat tij te keren; het enige wat Van der Ploeg nog kan
doen, is zich actief inspannen om Blotkamp en Visschedijk, en de kern
van hun staf, in Nederland aan het werk te houden, desnoods in
Rotterdam. Dat zou het einde betekenen van het huidige Filmmuseum: er
schijnt al een notitie te circuleren die aanbeveelt de hele collectie
maar aan het Nederlands Audiovisueel Archief over te doen. Bedankt
bestuur, bedankt directie, voor uw wederzijdse halsstarrigheid! Toen
Henri Langlois in 1968 ontslagen werd als directeur van de
Cinémathèque, bezetten zijn cinefiele aanhangers het
gebouw. De laatste en belangrijkste vraag is waarom dat in Nederland
niet gebeurt.
(Uit Cultureel Supplement van
3 maart 2000
)
|
|