C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

LEO PRICK
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
KAREL KNIP
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG


LEO PRICK

26 februari 2000

Polder


Bij de inspectie van een school wordt de hele zaak aan een grondig onderzoek onderworpen: de kwaliteit van het management, de leraren, de leermiddelen, wijze van werken, manier van omgaan met leerlingen, de rol van de ouders, etc. De Haagse wethouder van onderwijs, P. Heijnen, toont zich daar in de Volkskrant heel tevreden over: "De rapporten hebben een indrukwekkende kwaliteit. Ze geven de school duidelijk inzicht waar het misgaat en wat de mogelijke oplossingen zijn. We moeten een inspectie die scholen leert naar zichzelf te kijken, koesteren."

Voorzitter J. Tichelaar van de Algemene Onderwijsbond denkt daar anders over. Hij is niet gelukkig met de wijze waarop de inspectie haar taak opvat en roept het bijzonder onderwijs, dat per definitie helemaal niets moet hebben van meer dan globale bemoeienis van de overheid met het onderwijs, zelfs op tot gezamenlijk verzet. De algemenen en de bijzonderen samen ten strijde, een soort van monsterverbond dus.

De werkwijze van de inspectie is vergelijkbaar met die van de visitatiecommissies zoals we die kennen in het wetenschappelijk onderwijs en bij de hogescholen. Daar was aanvankelijk ook verzet tegen, maar inmiddels is iedereen doordrongen van de noodzaak ervan. Zonder visitatie zouden opleidingen als die tot leraar in het basisonderwijs van de hogeschool Amsterdam en de studie massacommunicatie van de Universiteit van Amsterdam hun erbarmelijke gang kunnen blijven gaan.

Betekent dit nu dat ik het oneens ben met Tichelaar en consorten? Nee, bepaald niet. De situatie in het tertiair onderwijs verschilt namelijk wezenlijk van die in het basisonderwijs omdat hogeschool en universiteit zelf de eisen bepalen waaraan afgestudeerden moeten voldoen. Men kent er geen uniforme examens of eindtoetsen, geen controle dus op de output. Wil je in zo'n situatie zicht krijgen op de kwaliteit van de opleiding, dan kan dat alleen door een onderzoek in te stellen naar het functioneren ervan.

In het basisonderwijs ligt dat anders. Daar worden de leerlingen aan het eind getoetst, en beschikt de inspectie dus over gegevens in hoeverre de opleiding succesvol is. Daarom zou je verwachten dat de inspectie zich richt op die scholen waar de prestaties achterblijven of waar sprake is van klachten of conflicten. Zoals in de gezondheidszorg gebruikelijk is. Waarom dan toch in principe elke school onderzocht? Ik vermoed dat de verklaring daarvoor gevonden kan worden in onze Polderlandse traditie. Stel dat we op grond van toetsresultaten zouden besluiten welke scholen aan een grondige inspectie worden onderworpen en welke niet, dan zou je daarbij ongetwijfeld stuiten op weerstand bij scholen, besturen en Kamerleden als Marleen Barth en Wim van de Camp: dat onvoldoende rekening wordt gehouden met normen en waarden, dat het gaat om meer dan alleen maar cijfertjes. Dit gewauwel verhindert al jaar en dag een ferme aanpak. Beesten bij hun naam noemen, grenzen stellen, knopen doorhakken past niet bij onze Polderlandse traditie van pappen, nathouden, maaiveld, kool en geit. Welke oplossing kiezen we dus? We doen alsof alle scholen gelijk zijn en dus ook allemaal evenzeer verdienen onder de loep te worden genomen. Ter wille van de lieve vrede en om het risico van aanvechtbare beslissingen te ontlopen, steken we veel tijd en geld in het inspecteren van redelijk of goed functionerende scholen en laten scholen die onder de maat presteren vooralsnog buiten beschouwing. Omdat zelfs op de beste school nog wel een en ander verbeterd kan worden, is deze aanpak niet onzinnig, maar wel te weinig doelgericht.

Leo Prick

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)