C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

KAREL KNIP 
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG

KAREL KNIP


3 juli 1999

Zon, vocht, aarde


VOLGENDE WEEK om deze tijd is de krant dunner - de AW-rubriek gaat dicht tot deze zomer weer voorbij is. Wat rest is de beantwoording van de brieven, of beter gezegd: beantwoording van brieven en een opbeurend woord aan de briefschrijvers die nooit de indruk kregen dat hun brief überhaupt was gearriveerd. Het is, zoals al vaker opgemerkt, alleen al door de administratieve chaos aan deze zijde niet goed doenlijk om op alle vragen, antwoorden en suggesties te reageren. Alleen kinderen en hoogbejaarden krijgen snel antwoord, en zelfs die niet altijd. Wat niet wegneemt dat brieven steeds erg welkom om zijn. Ze worden zorgvuldig gearchiveerd maar zijn daarna soms een tijdje onvindbaar.

Woensdag 11 augustus wordt de zon verduisterd, het is inmiddels voldoende bekend. Door een korte opmerking in deze rubriek (5 juni) is een klein debat ontstaan over de vraag of het kijken naar de al half verduisterde zon gevaarlijker is dan het kijken naar de volle zon van alledag. Auteurs van eclipshandleidingen en leveranciers van eclipsbrillen willen ons dat doen geloven. Gaande de verduistering zou de menselijke pupil zich naar verhouding meer verwijden dan de maan de stralende zon versmalt. Daardoor zou er steeds méér zonlicht op het netvlies belanden.

Het klinkt nogal gezocht en de zo-te-zien meest gezaghebbende van de briefschrijvers, dr. J.J. Vos (als TNO'er sinds 1952 betrokken bij onderzoek naar de risico's van optische straling voor het oog), lijkt dat ook te vinden. Even met het blote oog in de zon kijken is niet schadelijk, legt hij uit. En waarom het klassieke beroete glaasje of de moderne CD-schijf niet goed zouden helpen is hem een raadsel. De enige maatstaf is of men gerieflijk in de zon kan kijken, geheimzinniger is het niet. Voorkomen moet worden dat men minutenlang rechtstreeks in de zon kijkt, maar er is geen verstandig mens die dat spontaan zou doen.

De AW van 15 mei heette 'schoffelvocht'. Het ging over de vraag of het losschoffelen van grond de uitdroging daarvan versnelt of vertraagt. Van AW-wege werd aan alle gefilosofeer een eind gemaakt in een proefje met bakjes nat zand en natte potgrond waarin al of niet werd geschoffeld. Een brievenweger toonde aan dat het schoffelen uiteindelijk de ondergrond tegen uitdroging beschermt, al droogt het losgeschoffelde zelf natuurlijk eerder uit. Van twee zijden arriveerden berispingen. De eerste kwam van een milde man-uit-de-praktijk (86) die opmerkt dat de vochthuishouding van de bodem vooral van de porositeit van de bodemsoort en de afstand tot het grondwater afhangt. ('Veenweiland dat hoger dan 40 cm boven het waterpeil stond, kon aardig gaan uitdrogen.') De tweede kwam van een geërgerde hoofddocent bodemkunde in Wageningen die min of meer hetzelfde zegt en het onverantwoord vindt om tuinierende mevrouwen aan te raden alledaagse wetenschap te beoefenen. Maar en passant laat hij weten dat in het algemeen schoffelen wordt beschouwd als een maatregel tegen uitdroging van de grond.

Opvallend veel reacties kwamen er op een opmerking (22 mei) over flessen die half vol water worden weggezet en na vele jaren nog steeds niet zijn drooggedampt. Dezelfde waarneming blijkt anderen ook al lang bezig te houden. Een lezer in IJmuiden memoreert hoe het jaren geleden mode was een soort tuintjes aan te leggen in grote mandflessen. Lezer zelf plantte Kaapse viooltjes en hij realiseert zich dat zijn tuintje jarenlang groeide en bloeide zonder dat hij ooit water gaf. Het Kaapse kruid ging pas teloor toen een vakantiekracht onverhoeds wèl water gaf.

Vermeldenswaard is dat één lezer aan het rekenen sloeg en een ander bovendien zèlf verdampingsproefjes nam: metingen aan een halfvolle fles vergeleek met verdamping aan een vrij wateroppervlak binnenshuis. Die laatste blijkt maar de helft of een kwart van de zogenoemde openwaterverdamping in Nederland in de zomer. Dus niet 0,35 0,40 gram waterverlies per dag en per cm, maar 0,16 zoals de lezer mat in mei, of 0,07 zoals deze week van AW-wege werd bepaald. Vast staat dat de fles extreem langzaam verdampt, zelfs als men ervan uitgaat dat alleen in de nauwe opening verdamping optreedt.

Prof.dr.ir. H.E.A. van den Akker (Delft) geeft er, onder verwijzing naar een uitgewerkt voorbeeld met verdamping van naftaleen in zijn boek 'Fysische transportverschijnselen I' een sluitende verklaring voor. Te zijner tijd meer daarover.

Tot slot een korte toelichting op de AW van 5 juni. Daarin werd gesteld dat de eenvoudigste manier om de grootte van de de aarde te schatten is: liggen op het strand en wachten tot de zon nèt ondergaat. Dan bliksemsnel opstaan en wachten tot-ie opnieuw ondergaat. 'De rest is rekenwerk', was het slot. Dat lukt me niet, meldt een lezer, hoe gaat dat dan.

Er zijn een paar manieren om het rekenwerk te vereenvoudigen. Kies bijvoorbeeld positie aan de evenaar op de dagen (21 maart en 23 september) dat de zon daar loodrecht ondergaat. Meer dan de stelling van Pythagoras en een rekenapparaatje is niet nodig om aan te tonen dat er bij een verschil tussen het hoogste en laagste waarnemingspunt van 150 centimeter en een gegeven aardstraal van 6400 kilometer precies 9,4 seconden tijdverschil zit tussen de twee zonsondergangen. (In werkelijkheid verloopt de berekening natuurlijk net andersom.) Bij ons maakt de baan van de zon op die dagen met de horizon een hoek van 28 graden. De sinus daarvan is een half, daarom is het tijdverschil in Zandvoort wel 20 seconden.

Karel Knip

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)