C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

KAREL KNIP 
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

KAREL KNIP


23 januari 1999

Streep, zon, tegel


HOE LANG blijft het geheugen goed? Ook dat wordt van AW-wege onderzocht. Drie weken geleden werd hier een beschouwing gehouden over de schaduw die de condensstreep van een hoog vliegend vliegtuig op lager hangende sluierbewolking werpt. Dat, omdat een lezer twee jaar eerder in een brief had gewezen op een raadselachtig donker spoor dat vliegtuigen soms lijkt vooruit te snellen. De brief uit Velp is in '97 kort genoemd maar was inmiddels, zoals losjes werd toegegeven, zoekgeraakt.

Inmiddels is hij weer terecht, mèt de reeks reacties van lezers die de donkere streep al veel eerder hadden waargenomen en ook de juiste verklaring kenden. Uit angst dat brieven zoek raken worden ze steeds zo snel mogelijk in allerlei ad hoc archiefmappen gestoken waarvan er natuurlijk prompt te veel komen. Waar het om gaat is dat er geen enkele herinnering meer bestond aan die stroom brieven - stukje Alzheimer misschien, of een ander neveneffect van plichtsgetrouw archiveren: wat adequaat is opgeborgen is binnen de kortste keren uit het geheugen gewerkt. Zo gaat het ook met stukjes die uit de krant werden geknipt en ongelezen bleven. En dan zijn er mensen die na vijftig jaar nog verklaringen afleggen voor rechtbanken en dergelijke.

Veel hadden de hervonden brieven niet toe te voegen aan de brieven die wel op tijd beschikbaar waren. Wat dat betreft is alleen een recente email van Weia Reinboud van belang. Op de vraag hoe uit de indertijd afgedrukte foto van een mooie contrail-schaduw de hoogte van de sluierbewolking is af te leiden geeft deze als antwoord: meet de verhouding tussen de breedtes van het condensspoor en de schaduw daarvan. Dat zal de maker van de foto ook inderdaad bedoeld hebben.

Met de hervonden archiefmap is ook veel andere correspondentie weer boven water. Zoals de kaart van de vijfjarige Rogier van Dijk in Arnhem ('ik wil later onderzoeker worden') die op 22 oktober '97 een vraag had over een planeet of heldere ster waarom hij, door de verrekijker van zijn vader, maantjes meende te zien. Vier of vijf maantjes, dacht hij. Dan moet het wel Jupiter zijn geweest.

Jupiter brengt ons bij een nog oudere kwestie: die van de wonderbaarlijk vroege zonsterugkeer boven Nova-Zembla in januari 1597. Het oog was gevallen op een artikel van de Groninger fysicus Siebren van der Werf die probeerde te achterhalen hoe Barentsz en Heemskerck na hun winter in het houten huis de zon twee weken eerder konden zien terugkeren dan astronomisch mogelijk leek. Van der Werf had alle oude waarnemingen (ook die aan maan en Jupiter) door de computer gehaald en was tot een aantal heel interessante conclusies gekomen: dat de overwinteraars zich op den duur in de datum vergisten en dat zij hun astronomische waarnemingen vervalsten (om steeds op dezelfde breedte-graad uit te kunnen komen) en nog zowat. Waar hij mee bleef zitten was die zon die te vroeg omhoog kwam. Het moet een grap geweest zijn, dacht hij.

Van AW-wege is daarover in december '96 twijfel uitgesproken. Zo lollig waren de oude zeevaarders niet en het leek ondenkbaar dat zij God bij hun grap zouden betrekken ('Wij weten zeker dat het het werk van de almachtige God is'). Het zal aan de speciale lichtbreking in de atmosfeer hebben gelegen, werd hier aangenomen op grond van uitspraken in de literatuur. In de poolstreken worden vaak twee zonnen boven elkaar gezien, zelfs al de echte zon dan nog feitelijk onder de horizon staat - het Novaya Zemlya-effect heet dat nota bene. Van der Werf heeft zijn analyse grondig aangepast en uitgebreid en het postulaat van de grap maar laten vallen. Onlangs publiceerde hij zijn belangwekkende beschouwingen in het tijdschrift 'Arctic' (vol 51, nr 2, juni 1998, pag. 142).

In november '94 kwam op deze plaats de vraag aan de orde wanneer in Nederland voor het eerst een omvangrijk gehoor via een microfoon-met- luidspreker zou zijn toegesproken. Op grond van wat losse technische informatie en oude foto's werd de conclusie uitgesproken: het zal ergens tussen 1921 en 1924 zijn geweest. Later kon daar aan worden toegevoegd dat Troelstra voor het eerst op 19 september 1925 een luidsprekerinstallatie gebruikte.

Jan van Herpen heeft de kwestie verder uitgezocht en meent nu dat het eerste Nederlandse luidsprekergebruik plaatsvond op zondag 27 juli 1924 tijdens het Eucharistisch Congres in het stadion van Amsterdam. Koorzang door 800 mannen en 500 knapen en de pauselijke zegen van kardinaal Van Rossum: een technisch hoogstandje. De Nederandse Seintoestellen Fabriek kon het niet aan en moest een buitenlandse firma in de arm nemen 'die met groot materiaal naar Amsterdam kwam'. Willem Vogt heeft het beschreven in 'Spanne en Spanningen' en Van Herpen bericht er op zijn beurt over in het kwartaalblad 'Aether'. Men had de smaak snel te pakken: op 31 juli en 1 augustus is op de strandboulevard van Scheveningen opnieuw gebruik gemaakt van luidsprekende telefonen voor de herdenking van de mobilisatie, tien jaar eerder.

Tot slot een reactie op een recentere kwestie: het zinken of drijven van blokjes ijs in whisky dat ter sprake kwam op 5 december. Maarten Broekmans in Trondheim bericht dat ijs inderdaad zinkt in 'cask strength whisky', wat een hele geruststelling is, en voegt er spontaan een nuttig exposé over betontegels aan toe. In hetzelfde stukje was beschreven hoe betonnen trottoirtegels altijd eerst in het centrum berijpen en bij regen altijd in het midden het natst zijn. Daar kan - nu - nog aan worden toegevoegd dat ze bij het opdrogen juist aan de randen het langst nat blijven.

Het klopt allemaal als een bus, zegt Broekmans die bouwstoffenonderzoeker is. Trottoirtegels worden gestort in mallen en wat de wandelaar als de bovenzijde van de tegel beschouwt is in feite de onderkant. Bij het storten komt er midden in de mal steeds een klodder specie die met een trilplaat over de hele vorm wordt verdeeld en met een rei wordt afgestreken. Door een en ander zijn de tegels inhomogeen: in het midden zijn ze het dichtst, aan de periferie bezitten ze de hoogste porositeit. Dat verklaart alles.

Karel Knip

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)