C O L U M N S  
NIEUWS   |  TEGENSPRAAK   |  SUPPLEMENT   |  AGENDA   |  ARCHIEF   |  ADVERTENTIES   |  SERVICE  

KAREL KNIP 
Eerder verschenen
columns

DE DRAAD
JL HELDRING
HJA HOFLAND
YOUP VAN 'T HEK
ELSBETH ETTY
ROEL JANSSEN

KAREL KNIP


5 december 1998

Rijppatronen


GISTEREN KWAM de gedachte op weer eens wat aan ijs te doen. Altijd maar alleen met mensen bezig zijn is ook niet goed. De winter staat voor de deur, men raakt vanzelf wat aan het mijmeren over felle kou en wat daar bij hoort, overpeinst dat het ijs in sloten altijd bol staat en dat de hele noordpool kan smelten zonder dat de zeespiegel rijst, dat soort dingen, vraagt zich af hoe het nou precies komt dat water van boven naar beneden stolt en lood net andersom en opeens is daar het vermoeden dat er whiskysoorten zijn waarin ijs niet drijft maar zinkt. Want dat ijs drijft is eigenlijk een mirakel en er hoeft maar weinig te gebeuren om er een eind aan te maken.

Het Polytechnisch Zakboekje (42ste druk) gaf de benodigde gegevens: water heeft een dichtheid van 1,0, ijs een van 0,92 en zuivere alcohol 0,8. Een kleine berekening, die gemakshalve voorbijging aan volumecontractie en dergelijke, leerde dat het omslagpunt bij een alcoholpercentage van ongeveer 40 procent moest liggen. Meer dan zweven is in de courante merken whisky dus niet te verwachten, de lust om de proef op de som te nemen verdween weer.

Tot te binnen schoot dat spiritus voor wel 85 procent uit alcohol bestaat en dus een dichtheid moet hebben die ver beneden die van ijs ligt. In spiritus moest het zinken wel lukken en dat zou tegelijk een mooie gelegenheid bieden om eens zichtbaar te maken wat Bartjes verder voorspelde: dat het smelten van gezonken ijs wel invloed heeft op het vloeistofniveau. Het zijn maar kleine dingetjes, dat is waar, maar het experimenteren met spiritus heeft zijn eigen aantrekkingskracht.

Er was nog de 250 milliliter maatcilinder die een jaar of wat geleden voor weinig geld te koop lag bij een winkel die ook hulpmiddelen voor de vrijwillige wijnbereiding verkocht. De ijsblokjes uit de diepvries pasten daar niet zomaar in, maar moesten in mootjes worden gehakt. Veertig gram gehakt ijs, 100 ml spiritus erachter aan, dat bracht het eindvolume op 145 ml. Heel bevredigend want het ijs lag languit op de bodem en veertig gram ijs heeft een volume van 43,5 ml. Zo secuur zijn die cilinders niet.

Heel bevredigend was ook dat het spiritusniveau onder het ijssmelten langzaam daalde naar 140 ml en zelfs verder, wat voorlopig aan de meetonnauwkeurigheid wordt toegeschreven. Dat daarbij de blokjes, of wat daar ten slotte van over was, langzaam omhoog kwamen was onvoorzien maar ook niet onverklaarbaar.

Waar de amateuronderzoeker even van in de war raakte was de waarneming dat de maatcilinder, toen na een half uur alle ijs was gesmolten, aan de buitenzijde was bedekt met een forse laag rijp. Het leek een metafysische verplaatsing van het ijs maar bleek bij nader inzien een uitdrukking van de sterke temperatuurdaling die binnen de cilinder was opgetreden. De thermometer wees min acht graden aan. Drie jaar geleden is hier beschreven hoe een Afrikaanse ijskastbezitter ontdekte dat warm water eerder bevroor dan koud water - de spirituswaarneming doet er niet voor onder. IJs blijkt ook bij temperaturen ver onder het nulpunt te kunnen smelten.

Zodra de gedachten weer op orde zijn wordt teruggekomen op het fenomeen dat zich misschien wel in alle ijsgekoelde dranken voordoet. Op deze plaats moet het nu even verder met een inleiding naar een andere opwindende gedachte die zich de afgelopen week spontaan aanbood. Al eens eerder (op 19 januari 1995 om precies te zijn) is hier gesproken over het merkwaardige verschijnsel dat de eerste sneeuw beter blijft liggen op de houten dwarsliggers van de spoorrails dan op de stenen van het ballastbed. Het zal wel zo zijn, werd toen in navolging van Craig Bohren (,,What light through yonder window breaks?'') beweerd, dat de dwarsliggers aan de bovenzijde wat kouder worden dan de steenslag omdat steen de warmte van de relatief warme ondergrond beter geleidt. Het Polytechnisch Zakboekje, dat zich wat graniet betreft helaas op de vlakte houdt, gaf het vermoeden wel enige steun. Maar er waren veel lezers die het faliekant oneens waren met de stelling. Zij zochten de verklaring in de grotere warmtecapaciteit van het ballastbed: de stenen zouden de warmte van voorbije dagen langer vasthouden. Het ongelukkige is dat het Zakboekje zich in dit geval juist weer voor het hout op de vlakte houdt.

Voorlopig moet het accent blijven liggen op de waarnemingen en de afgelopen week zijn er weer een paar aan de lijst toegevoegd. Het nieuwe inzicht is dat rijp kleine temperatuurverschillen beter aangeeft dan sneeuw, die - smeltend - veel van het oorspronkelijke patroon verstoort. Ook rijp blijkt zich veel nadrukkelijker te manifesteren op de dwarsliggers dan op de steenslag. Wat opviel was dat de rijp consequent ontbrak rond de diepe scheuren in de balken. Daar zit misschien een clou in. En anders wel in de constatering dat de rubberen straattegels die Publieke Werken rond klimrekken en wipkippen aanbrengt veel eerder berijpen dan de omringende betontrottoirtegels. Merk ook op dat die laatste, als het eenaal zo ver is, altijd vanuit het centrum berijpen. Zoals de tegels ook na een regenbui het langst in het midden nat blijven. Het moet toch niet moeilijk zijn hier een unifying principle aan te wijzen.

Uit de waarnemingen aan de bekende, intrigerende rijppatronen op pannen daken is nu al een aardige theorie af te leiden. Hoe ze ontstaan moet dan weliswaar in het midden blijven, ze tonen temperatuurverschillen aan die misschien niet zonder invloed zijn op het planten- en dierenleven dat zich op die pannen tracht te vestigen. Zoals de korstmossen die hier op 11 april genoemd werden. Onbegrijpelijk dat ze huis aan huis steeds op dezefde plaatsen op het dak tot ontwikkeling komen, werd hier toen genoteerd. Ze groeien op duivenpoep, zeiden korstmosdeskundigen. Nieuwe theorie: de korstmossen groeien bij uitstek op die plaatsen die 's winters onberijpt blijven.

Karel Knip

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)