|
|
KAREL KNIP
|
KAREL KNIP
13 januari 2001 Pogonip
Terug nu naar de maan die, zoals correct voorspeld, afgelopen week werd verduisterd maar op 23 december haar laatste kwartier pas net voorbij was. Op die dag is hier stilgestaan bij de - overigens impliciete - uitspraak van de oude Minnaert dat wij van de halve maan tien maal minder licht ontvangen dan van de volle. Niet twee maar tien. De AW-ouderenwerkgroep voor sterrenkunde, onkundig van het feit dat de astronoom Minnaert een intense belangstelling had voor de fotometrie van de maan en daarover in 1961 een uitputtend review-artikel schreef (voor Planets and satellites, onder redactie van G.P. Kuiper), de AW-werkgroep voor astronomie dacht dat Minnaert er maar een slag naar had geslagen. Daar is geen sprake van, schrijft vanuit Utrecht emeritus hoogleraar dr. C. de Jager die goed bevriend was met Minnaert. De helderheid van de maan onder diverse fasehoeken is zeer precies gemeten. In het genoemde review-artikel meldt een tabel dat de halve maan een oppervlaktehelderheid heeft gelijk aan 30 procent van de volle maan. Omdat de halve maan maar half zo groot is als de hele betekent dat dat zij in totaal maar 15 procent van het licht geeft dat de volle uitstraalt. 'De tien procent is dus overdreven', aldus De Jager. Toch komen, blijkt uit knipsels van andere lezers, andere bronnen zoals de Larousse encyclopaedia of astronomy zelfs beneden de tien procent uit. De verklaring van het onverwacht sterk uitdimmen van de maan komt van de wet van Lambert voor 'ideale diffuse verstrooiers' die voorspelt dat de lichtintensiteit cosinus-matig afneemt naarmate de uitzendrichting verder afwijkt van de normaal op het verlichte oppervlak. Daar komen dan nog schaduweffecten, maar dan vooral op micro-niveau, bij. Met tevredenheid heeft het AW-team voor maanobservatie vastgesteld dat nu van wetenschappelijke zijde is bevestigd dat twee lampen twee keer zoveel licht geven als één (voor radio's geldt dat niet). De ernstige kritiek van een oud TNO-er in Bilthoven op het te luchthartige gebruik van luxen, lumens en candela's is voor kennisgeving aangenomen. 'Minnaerts behandeling van het maanprobleem was minder helder', geeft Bilthoven toe, 'maar uw bespiegelingen maakten het nog veel erger'. Welnu, dan verder terug, terug naar het ademwolkje dat op 16 december passeerde. Mondlucht die in koude buitenlucht wordt geblazen leidt daar, zoals bekend, tot een lokaal mistbankje en het is een klein genoegen om vast te stellen bij welke (hoge) temperatuur nog net ademwolken ontstaan. Minnaert heeft nooit op ademwolken gelet, werd hier gezegd, maar hij deed het wèl: de 'adempluimen' komen ter sprake in het hoofstuk 'Waaiende lucht'. Vreemd is dat Minnaert lijkt te geloven dat de ademwolk mede het gevolg is van adiabatische expansie van de longlucht, dus net zo ontstaat als het dampwolkje in de hals van een flesje bier dat net is geopend. Harry Geurts van het KNMI herinnert zich een beschrijving van lokale mist die ontstond toen men op een winterse dag pardoes een venster van een goed beklant café opende. En hij stuurde kopieën uit het Handbook of unusual natural phenomena, niet te verwarren met het Journal of irreproducible results, waarin nog weer andere eigenaardige mistwolken worden beschreven. Zoals de ijskoude pogonip die de bewoners van Nevada soms overvalt. 'To breath the pogonip is death to the lungs.'Veel moet hier ongenoemd blijven om nog even terug te komen op de Palestijnse slinger die op 21 okober werd behandeld. Er is door een ongekende hoeveelheid lezers gerekend en nagedacht en het raadsel lijkt nu opgelost: de ongekend en onverwacht hoge snelheid die men een steen met behulp van een 'sling' blijkt te kunnen meegeven is het effect van twee bewegingen: de rotatie en de eindzwiep van de arm waarmee de rotatie op gang was gebracht. In zekere zin verdubbelt die combinatie de snelheid. 't Was al eerder gesuggereerd, maar lijkt nu wel zeker.
Karel Knip
|
Bovenkant pagina |
|