|
|
KAREL KNIP
|
KAREL KNIP
28 oktober 2000 Zwiep, big, rook
Neem nu een slinger met een lengte van een meter en beladen met een steen of desnoods een ei. Draai hem zo snel mogelijk rond en tel het maximale toerental dat haalbaar is, 18 toeren in 5 seconden is al mooi. Maar dat geeft de steen bij vertrek uit de slinger geen grotere snelheid dan 81 km/h. Conclusie: de aanvangssnelheid van de slingersteen is even groot als de snelheid van de los geworpen steen. Ziedaar het slingerprobleem. Nee, schrijft een aantal lezers, dit is één van de problemen, want er is nog een ongerijmdheid. Als prehistoricus Koffermann vaststelt dat Turkse herders met hun slinger willekeurige stenen gelijk al bijna 250 meter gooien, dan staat vast dat de beginsnelheid minstens 180 km/h was. Welnu, daar kan dan gelijk het derde raadsel aan worden toegevoegd: de slinger lijkt bij uitstek geschikt om er heel zware stenen mee weg te werpen, maar uit prehistorische onderzoek blijkt nu juist dat men er bij voorkeur heel kleine projectielen mee wegslingerde: zo groot als amandelen. Maar dan wel van lood of zongedroogde klei. Zie ook de klassieker 'Arms & armor of the Greeks' van A.M. Snodgrass (in 1999 herdrukt). De oplossingen die de lezers voorstellen vallen in drie groepen uiteen. Een deel gaat ervan uit dat de slinger inderdaad niets verbetert aan de aanvangssnelheid, maar dat slingeren prettiger is voor arm, elleboog en schouder dan gewoon werpen. Wie de hele dag stenen werpt uit de losse pols heeft 's avonds een intifada-arm. Anderen gaan ervan uit dat de vertreksnelheid van de slingersteen wel degelijk heel hoog is. Zij schrijven dat toe aan een extra ruk of zwiep die de slingeraar op het moment suprme aan zijn slinger geeft: vakmanschap onzichtbaar voor het gewone oog. Een derde groep lezers wijst erop dat de hand die als centrum van de slingerbeweging fungeert niet stilstaat maar ook zelf snelle rondjes maakt. Het rekenen aan de slingersnelheid is daardoor gecompliceerder dan het lijkt. Te zijner tijd meer. Onder het hoofdje 'Varkenswarmte' presenteerde de AW-raad twee weken geleden de voorlopige uitkomsten van een pilot study naar de verdere optimalisatie van de varkensteelt. Zoals bekend heeft landbouwminister Brinkhorst (D66) sympathie uitgesproken voor een experiment met de huisvesting van varkens in zogenoemde varkensflats op de kaden van de insteekhavens in Europoort. Dan krijgen de varkens altijd gegarandeerd vers voedsel uit Thailand, Peru en waar het verder vandaan komt en kunnen uitgegeten varkens zonder kostbaar voortransport terug als retourlading. Dat blijkt aanmerkelijk beter voor het milieu dan 'gescharrel' in de modder en houdt het aanzien van het platteland fris. De varkensmest kan bij de flats centraal worden ingezameld en, al of niet bewerkt, worden doorgespeeld naar tuinders en andere agrariërs met tekorten. Ook kan men tussen de flats ruimte vrij laten voor slachterijen en Amerikaanse vleesrestaurants. 't Was goedbeschouwd een van de weinige keren dat minister Brinkhorst (D66) zich geestelijk bezighield met varkens, maar het was gelijk raak. De AW-raad heeft voorgesteld ook de afvalwarmte van de 300 duizend varkens nog nuttig te gebruiken en kwam na een korte exercitie tot de slotsom dat het dan het beste was de varkens onder de grond te huisvesten en hun lichaamswarmte ter beschikking te stellen aan bejaarden en minder actieven. Alsof de natuur het zo gewild heeft was de uitkomst dat tien varkens precies een bejaarde konden warm houden. De altijd zo kritische lezers van deze rubriek hebben het advies zwijgend laten passeren. Zelfs wie de aanname accepteerde dat het flatvarken een warmteproductie heeft van 100 watt (zoals een mens) had toch kunnen aanvoelen dat 10x100 watt wat krap bemeten was voor een kille bejaarde. Kan een kamer in de winter op temperatuur worden gehouden met tien gloeilampen van 100 watt? Nee natuurlijk. Fundamenteel verkeerd in de aanpak van de optimalisatie was het warmteaanbod af te stemmen op de over het jaar gemiddelde warmtevraag. De gemiddeld maximale vraag was beter geweest. Brengt men daarna nog wat verliezen in rekening dan ligt de besproken ratio al gauw bij 25 : 1. Voorkomen moet worden dat de proef in Europoort ontspoort. Drie weken geleden ging het hier over de witte rookkringen die de vulkaan Etna regelmatig de lucht in schiet. De Etna ligt op Sicilië dat hier losjes als een crimineel eiland werd aangeduid. Een lezeres kreeg dat in het verkeerde keelgat: Sicilianen zijn zelf ook niet blij met de maffia, weet zij. Bedoeld was natuurlijk krimmeneel. Een rookkring wordt in de vloeistofmechanica aangeduid met 'vortex ring' of 'torus' en de vortexringen blijken veel algemener dan van AW-wege werd vermoed. Het hier vaker geciteerde 'Life in moving fluids' van Steven Vogel (1994) beschrijft allerlei lagere diersoorten die, onder water vastzittend op een steen, vortexringen opwekken om plankton te verzamelen. Ook vliegende vogels vormen vortexringen aan hun vleugeltips. Als het binnenkort weer zo mistig is, zou men daar eens op kunnen letten.
Karel Knip
|
Bovenkant pagina |
|