N R C   H A N D E L S B L A D  -  C O L U M N S
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

KAREL KNIP
Eerder verschenen
columns


JL HELDRING
HJAHOFLAND
ROEL JANSSEN
CS VRIJDAG
ELSBETH ETTY
YOUP VAN 'T HEK
LEO PRICK

KAREL KNIP


24 juni 2000

Rashondenras


HET TOTAAL onverwachte nieuws over de goede vooruitgang in het Human Genome Project dat volgende week zoveel stof doet opwaaien en dat ook stellig aanleiding geeft tot bezorgde conversatie in en op Nova en de opiniepagina's (de rol van de verzekeringen, van de octrooibureaus, het forensisch laboratorium, het bejaardentehuis, enzovoort), dat nieuws brengt ook plotseling de belangstelling voor de genetische manipulatie weer in het centrum van de huiskamer. De genenvolgorde op de menselijke chromosomen wordt natuurlijk niet voor niets bepaald, als het werk af is gaat men aan de slag. Wie verkeerde genen heeft wordt geholpen.

Het AW-labo, met zijn geringe hoeveelheid glaswerk en geschoold personeel, moet hierbij aan de zijlijn blijven staan. Het heeft geen enkele DNA-status. Toch heerst er een fel verlangen om ook eens in een genoom in te grijpen, al is het maar bij een bacterie, gist of spoelworm. Met milde middelen wat mutaties oproepen en daarna de natuurlijke selectie een handje helpen.

Genetisch manipuleren is niet zo moeilijk. Goedbeschouwd wordt er al eeuwen gemanipuleerd dat het een aard heeft, als je tenminste onder genetisch manipuleren verstaat wat er logisch gesproken ook onder behoort te worden verstaan: de 'veredeling' van vee, huisdieren en land- en tuinbouwgewassen. Daarin was men vóór 1900, toen de hoofdlijnen van de erfelijkheid na een wat onopvallende start in Brno eindelijk gemeengoed werden, al heel ver gevorderd. Het is met genetisch manipuleren als met het voorspellen van hoog water: je kunt er een heel eind mee komen zonder enig besef van de krachten die er achter schuil gaan. Volslagen verkeerde uitgangspunten, zoals de aanname dat de erfelijkheid schuilt in het bloed en dat er zoiets bestaat als vers bloed, volbloed en halfbloed zijn daarbij interessant genoeg nauwelijks een beletsel. Zelfs de stellige, maar zoetjesaan achterhaalde overtuiging dat aangeleerde eigenschappen (zoals een kunstige voetbalbalbeheersing) worden doorgegeven aan het nageslacht hoeven succesvol manipuleren niet in de weg te staan. In het klassieke manipuleren werd een eenvoudig schema gehanteerd. Dieren en planten met gewenste eigenschappen werden zoveel mogelijk in het fokprogramma begunstigd, planten en dieren met verkeerde eigenschappen werden er zoveel mogelijk buiten gehouden. Beide activiteiten vallen onder wat lange tijd zo geheimzinnig 'teeltkeus' heette. Hrd gaat teeltkeus niet, maar wie lang genoeg door blijft gaan kan toch belangrijke vorderingen maken. Met sommige dieren en gewassen is de mensheid al vele eeuwen, ja zelfs al millennia bezig. We hebben er de vette, kale varkens en de van melk overlopende koeien aan te danken.

Langs de weg van geleidelijkheid zijn ook veel verschillende hondenrassen ontstaan, rassen die je nu 'oude rassen' zou kunnen noemen, zoals de chow-chow, de pekinees en de mastiff. Aanvankelijk was er de selectie op een bepaald gebruiksgemak, op den duur wordt ook of vooral gefokt op het conserveren van de verkregen gunstige eigenschappen. Dan ontstaan er binnen het hondenras (dat maar een heel globale definitie heeft) 'rashonden' waarvan het nakomelingschap volmaakt voorspelbaar is. Zolang men maar rashonden van hetzelfde hondenras laat paren.

Niets bijzonders. Ingewikkeld wordt het als men haast krijgt, als men van de ene op de andere dag een geheel nieuw ras wil bereiden uit twee of meer bestaande, oude rassen. Wat honden betreft is dat besluit in de negentiende eeuw nogal eens gevallen in Engeland en Duitsland. In Engeland werden allerlei nieuwe terriers bedacht, Duitsland kreeg onder meer zijn boxer en zijn Dobermann pincher.

Beweerd wordt dat de Dobermann pas in 1870 in ontwikkeling werd genomen door Louis Dobermann die daarvoor uitging van een Rottweiler en een Duitse pincher en nog wat andere hondenrassen, waaronder vermoedelijk een greyhound. Al rond de eeuwwisseling was de Dobermann berucht om zijn agressieve gedrag. Niet die agressie is zo vreemd (uit het feit dat bijna lle Dobermanns agressief zijn volgt dat ze op agressiviteit zijn gefokt), maar het feit dat het werk van Dobermann al binnen 30 jaar een nieuw min of meer zuiver 'ras' had opgeleverd. Wie er vanuit gaat dat er niet wordt gefokt met honden die jonger zijn dan 2,5 jaar ziet in dat er maar tien, twaalf generaties tussen Louis Dobermann's eerste initiatief en de uiteindelijke ongunstige reputatie van zijn hond liggen. Maar wat moet er ondertussen allemaal niet zijn gemanipuleerd, geselecteerd en bijgestuurd. Vergeet niet dat er vooral in het begin van het fokprogramma keer op keer 'Mendelse uitsplitsing' optreedt: dat er steeds weer puppies verschijnen die niet de beoogde mengvorm zijn maar in een soort 'terugslag' weer helemaal lijken op hun ouders of grootouders. Vooral in het begin is het nageslacht genetisch zeer heterogeen, dat stelt de fokker steeds opnieuw voor lastige beslissingem. Het staat wel vast dat de Dobermann in 1900, toen Mendels werk bekendheid kreeg, nog lang niet raszuiver was.

Wat ook vreemd is, is de rol die de zo gevreesde en beruchte 'inteelt' speelt in het ontwikkelen van nieuwe rassen en het fokken van rashonden van dat nieuwe hondenras. Aan de gehele operatie is immers niet te beginnen zonder een incestueus kruisschema. Je kruist twee verschillende rassen en kunt dan alleen verder met de nakomelingschap die dat oplevert: broer met zus. De operatie is ook niet te beëindigen zonder inteelt. Als op een goed moment aan de raszuiverheid moet worden gewerkt moeten er zoveel mogekijk verkeerde genen worden weggewerkt. Dan moet er opnieuw binnen de familie worden gepaard. Het werpt een heel nieuw licht op het vermeende gevaar van inteelt.

Lezer, dit was maar een gelegenheidsstukje dat een beetje moest aansluiten bij de fantastische humane-genoomresulaten die vandaag centraal staan. Hier heeft haast een schitterend succes opgeleverd! Denk er eens over na hoe dezelfde haast verhindert dat er honden worden gefokt die een soort natuurlijke aanleg hebben om heel oud te worden. Bedenk hoe dat fokprogramma er zou uitzien: als het bouwen van de Sint Pieter.

Karel Knip

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad